Aanwezigheidsrecht – Strafrecht-advocaat.nl https://01-strafrecht-advocaat.nl De website voor het vinden van een ervaren strafrechtadvocaat Sat, 10 Nov 2018 15:19:33 +0000 nl hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.1.7 Aanhoudingsverzoek strafzaak afwezigheid verdachte https://01-strafrecht-advocaat.nl/aanhoudingsverzoek-strafzaak-afwezigheid-verdachte/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/aanhoudingsverzoek-strafzaak-afwezigheid-verdachte/#respond Sat, 10 Nov 2018 15:15:46 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=5038 Bij de beslissing op verzoek tot aanhouding van behandeling van zijn strafzaak, dient de rechter een afweging te maken van alle daarbij betrokken belangen
1. het belang van de verdachte bij het kunnen uitoefenen van zijn aanwezigheidsrecht
2. het belang dat niet alleen de verdachte maar ook de samenleving heeft bij een doeltreffende en spoedige berechting
3. het belang van een goede organisatie van de rechtspleging

Het OM kan niet meer ontvankelijk worden verklaard bij overschrijding van de redelijke termijn. Dan moet toch ook de officier een redelijke kans krijgen voor de aanwezigheid op zitting

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/aanhoudingsverzoek-strafzaak-afwezigheid-verdachte/feed/ 0
Uitstel zitting omdat verdachte dagvaarding niet had ontvangen https://01-strafrecht-advocaat.nl/uitstel-zitting-verdachte-dagvaarding-ontvangen/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/uitstel-zitting-verdachte-dagvaarding-ontvangen/#respond Sat, 06 Jan 2018 23:05:33 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=4870 De advocaat van de verdachte vroeg ter zitting uitstel omdat de verdachte geen dagvaarding had ontvangen. De advocaat verklaarde dat de verdachte wel bekend was met de zitting (via de advocaat geïnformeerd). Het hof wees het verzoek af op de grond dat het onvoldoende gemotiveerd zou zijn, maar de Hoge Raad maakte hier korte metten mee.
De Hoge Raad herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:1999:ZD1314 m.b.t. de bij de beslissing op een aanhoudingsverzoek te maken afweging van belangen. Uit ’s Hofs motivering van de afwijzing van het verzoek tot aanhouding van het onderzoek ttz. blijkt niet dat het Hof deze afweging van belangen heeft gemaakt, terwijl het ook niet is ingegaan op hetgeen aan het aanhoudingsverzoek ten grondslag is gelegd. Daarom is ’s Hofs afwijzing van het verzoek ontoereikend gemotiveerd (HR 30 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:974).

Bij de beslissing op een verzoek tot aanhouding van het onderzoek dient de rechter een afweging te maken tussen alle daarvoor in aanmerking komende belangen, waaronder het aanwezigheidsrecht van de verdachte, het belang dat niet alleen de verdachte maar ook de samenleving heeft bij een spoedige berechting en het belang van een goede organisatie van de rechtspleging (Vgl. bijv. HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:270, rov. 2.3; HR 8 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1614, rov. 2.4.1; HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:972, NJ 2014/258, rov. 2.3; HR 21 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:138, NJ 2014/351 m.nt. Schalken, rov. 2.6.2 en G.J.M. Corstens en M.J. Borgers, Het Nederlands strafprocesrecht, achtste druk, Deventer: Kluwer 2014, p. 713-716).

Door de raadsman is ter onderbouwing van het aanhoudingsverzoek aangevoerd dat de verdachte de dagvaarding in hoger beroep niet heeft ontvangen en dat hij pas om 14:00 uur op de dag van de terechtzitting zelf door zijn raadsman van de behandeling van zijn zaak op de hoogte is gesteld. Voorts heeft de raadsman gesteld dat hij door de verdachte was gemachtigd om de verdediging te voeren, maar dat de verdachte niettemin zelf ook gebruik van zijn aanwezigheidsrecht gebruik wenste te maken. Het hof heeft vervolgens bij zijn afwijzing van het aanhoudingsverzoek van de raadsman weliswaar overwogen dat dit aanhoudingsverzoek niet dan wel onvoldoende was onderbouwd, maar het is – gelet op hetgeen door de raadsman in het kader van het aanhoudingsverzoek wel is aangevoerd – niet goed duidelijk wat het hof hiermee precies heeft willen zeggen.

Is het hof in lijn met de opmerking van de advocaat-generaal in dit verband van oordeel dat de wens van de verdachte dat hij van zijn aanwezigheidsrecht gebruik wil maken hier niet serieus moet worden genomen? Vindt het hof het verhaal van de raadsman dat de verdachte de dagvaarding niet heeft ontvangen en pas om 14:00 uur op de dag van de terechtzitting zelf van de behandeling van zijn zaak op de hoogte is geraakt eenvoudigweg niet geloofwaardig? Of zegt het hof met zijn motivering van de afwijzing eigenlijk dat het belang van een behoorlijke rechtspleging onder de door de raadsman geschetste omstandigheden naar zijn oordeel zonder meer boven het belang van het aanwezigheidsrecht van de verdachte moet prevaleren? In alle gevallen geldt mijns inziens dat de motivering door het hof van de afwijzing van het aanhoudingsverzoek niet voor zich spreekt en uiteindelijk ook niet toereikend is. Daarbij neem ik mede in aanmerking dat in casu sprake is van een griffiersbetekening2 en dat de tijd tussen griffiersbetekening en de verzending van de dagvaarding als gewone brief naar het GBA-adres van de verdachte op 23 november 2015, enerzijds, en de datum van de terechtzitting van 7 december 2015, anderzijds, bovendien relatief kort is geweest.3

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/uitstel-zitting-verdachte-dagvaarding-ontvangen/feed/ 0
Verzoek advocaat om aanhouding na onjuiste notering zitting in agenda ten onrechte afgewezen https://01-strafrecht-advocaat.nl/verzoek-advocaat-om-aanhouding-onjuiste-notering-zitting-agenda-onrechte-afgewezen/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/verzoek-advocaat-om-aanhouding-onjuiste-notering-zitting-agenda-onrechte-afgewezen/#respond Sat, 06 Jan 2018 22:58:09 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=4868 Het gerechtshof had de griffier naar het kantoor van de advocaat laten bellen toen niemand ter zitting was verschenen. De secretaresse gaf aan dat de advocaat de zitting niet goed in de agenda had genoteerd en vroeg om aanhouding van de zitting. Het gerechtshof deed echter de zaak bij verstek af. De Hoge Raad accepteerde dat niet en casseerde. Met het oog op belang van het recht op verdediging had het Hof die afwijzing met redenen behoren te omkleden HR 31 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:118).

2.2.2.

Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:

“De verdachte, gedagvaard als:

(…)

is niet ter terechtzitting verschenen.

De raadsvrouw van de verdachte, mr. S. Raza, advocate te Rotterdam, is evenmin ter terechtzitting verschenen.

De griffier neemt telefonisch contact op het met het advocatenkantoor van mr. Raza. De secretaresse van mr. Raza deelt desgevraagd mede dat de datum van de terechtzitting verkeerd is genoteerd in de agenda en dat mr. Raza heden elders zitting heeft. De secretaresse verzoekt de zaak aan te houden voor onbepaalde tijd.”

2.2.3.Blijkens voormeld proces-verbaal is vervolgens verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte, heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden en is het gesloten. Onmiddellijk na de sluiting van het onderzoek is het hiervoor vermelde arrest uitgesproken.

2.3.Klaarblijkelijk heeft het Hof met het oog op het belang van het recht van de verdachte op verdediging in de onverklaarde afwezigheid van de raadsvrouwe aanleiding gevonden door de griffier te laten onderzoeken of zij op de hoogte was van dag en tijdstip van de terechtzitting in hoger beroep en is in dat kader door de secretaresse van de raadsvrouwe de reden voor het niet-verschijnen medegedeeld met daaraan gekoppeld het verzoek de zaak voor onbepaalde tijd aan te houden.

2.4.Uit de omstandigheid dat tegen de niet verschenen verdachte verstek is verleend en met de behandeling van de zaak is voortgegaan, moet worden afgeleid dat het Hof het verzoek tot aanhouding van de behandeling heeft afgewezen. Met het oog op voormeld belang van het recht op verdediging en gelet op hetgeen hiervoor is weergegeven, had het Hof die afwijzing met redenen behoren te omkleden. Voor zover het middel klaagt over het ontbreken van die motivering, is het gegrond.

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/verzoek-advocaat-om-aanhouding-onjuiste-notering-zitting-agenda-onrechte-afgewezen/feed/ 0
Belangenafweging en motiveringsverplichting na beroep aanwezigheidsrecht https://01-strafrecht-advocaat.nl/belangenafweging-en-motiveringsverplichting-beroep-aanwezigheidsrecht/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/belangenafweging-en-motiveringsverplichting-beroep-aanwezigheidsrecht/#respond Sat, 06 Jan 2018 22:45:53 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=4866 Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad kan een verdachte die verhinderd is om te verschijnen, ook als hij van zijn aanwezigheidsrecht geen afstand heeft gedaan, niet altijd aanspraak maken op een schorsing van het onderzoek ter terechtzitting. In dat verband geldt als uitgangspunt dat de rechter die over een aanhoudingsverzoek oordeelt, een afweging moet maken tussen het belang dat de verdachte heeft om gebruik te maken van zijn aanwezigheidsrecht en het belang dat de samenleving heeft bij een spoedige berechting en een goede organisatie van de rechtspleging.
Daarbij wordt van de verdachte die hoger beroep instelt en prijs stelt op berechting op tegenspraak verwacht dat hij een zekere verantwoordelijkheid neemt om ervoor te zorgen dat hij op de hoogte blijft van de voortgang van de behandeling van de zaak en hiertoe contact onderhoudt met zijn raadsman.2 Ook het EHRM gaat ervan uit dat van de verdachte inspanningen mogen worden gevergd om ter terechtzitting aanwezig te zijn.3
Daar staat tegenover dat aan een verzoek van de verdachte om aanhouding omdat hij gebruik wil maken van zijn aanwezigheidsrecht, mits hij voor de noodzaak van een uitstel aannemelijke gronden aanvoert, niet zomaar voorbij mag worden gegaan. De afwijzing van een voldoende duidelijk en behoorlijk onderbouwd verzoek4 moet worden gemotiveerd, zodat in cassatie toetsbaar is of het hof de op het spel staande belangen op een juiste wijze heeft afgewogen, zonder daarbij het recht van de verdachte op een eerlijk proces zoals bedoeld in art. 6 EVRM te schenden.5 Over de vereiste belangenafweging die uit de motivering moet blijken bestaat een (omvang)rijke jurisprudentie die casuïstisch van aard is en wellicht ook daarom zo vaak inzet is van een cassatieprocedure, zoals ook in onderhavige zaak.

De Hoge Raad pleegt aan de motivering van het afwijzingsverzoek de eis te stellen dat daaruit moet blijken dat het hof de afweging van belangen heeft gemaakt en daarbij ook is ingegaan op hetgeen aan het aanhoudingsverzoek ten grondslag is gelegd.6 Hoe deze toets wordt toegepast, kan aan de hand van de navolgende voorbeelden worden geconcretiseerd:

– in een geval waarin het aanhoudingsverzoek door de (niet uitdrukkelijk gemachtigde) raadsman erop gebaseerd was dat de verdachte zwakbegaafd was, en wellicht niet de gevolgen van zijn niet verschijnen op de terechtzitting kon overzien, hij maar sporadisch contact had met de verdachte en niet wist waar de verdachte verbleef, wees het hof het aanhoudingsverzoek af omdat de dagvaarding rechtsgeldig was betekend, de raadsman niet beschikte over de actuele woon- of verblijfsplaats van de verdachte en het hof het niet aannemelijk achtte dat de verdachte de volgende keer ter terechtzitting zou verschijnen. De Hoge Raad oordeelde dat hieruit niet bleek dat de vereiste belangenafweging tussen alle in aanmerking komende belangen was gemaakt, waaronder het aanwezigheidsrecht van de verdachte. Volgens de Hoge Raad was het hof ook niet ingegaan op hetgeen aan het aanhoudingsverzoek ten grondslag lag.7

Hetzelfde lot was de afwijzing van een aanhoudingsverzoek beschoren, waarbij het verzoek was gebaseerd op de omstandigheid dat de verdachte bij zijn ouders in Malta verbleef en vijf maanden clean was, hetgeen hij op de zitting wilde komen toelichten en zijn raadsman dat pas een week voor de zitting had gehoord van de vader van de verdachte. Het hof achtte onvoldoende onderbouwd waarom de verdachte op de zitting niet aanwezig zou kunnen zijn en hield het ervoor dat hij kennelijk geen gebruik wilde maken van zijn aanwezigheidsrecht. De Hoge Raad achtte deze beslissing ontoereikend gemotiveerd.8

– Anders oordeelde de Hoge Raad in een recente uitspraak, waarin de (niet-gemachtigde) raadsman een aanhoudingsverzoek baseerde op een door hem gemaakte beroepsfout omdat hij, nadat de zaak al een keer was aangehouden, bij het afstemmen van de zittingsdatum met de verdachte, die wegens haar werk veel in het buitenland verbleef, verzuimd had te verifiëren of de verdachte op de geplande zittingsdatum in het buitenland zou zijn. Dat laatste bleek dus het geval te zijn. Het hof wees het verzoek af omdat zowel de verdachte als de raadsman de beschikbaarheid voor de geplande zittingsdatum hadden moeten verifiëren en de zaak al een keer eerder was aangehouden omdat de verdachte in het buitenland verbleef. De Hoge Raad achtte in de overweging van het hof besloten dat het hof een juiste belangenafweging had gemaakt en achtte het oordeel ook begrijpelijk gelet op “hetgeen na de eerdere aanhouding van de behandeling van de zaak aan het hernieuwde verzoek om aanhouding ten grondslag is gelegd”. Uit dat laatste leid ik af dat de Hoge Raad kennelijk duidt op de fout die door de raadsman bij het plannen van de nieuwe zittingsdatum is gemaakt en die omissie voor rekening van de verdachte laat.9

– Dan wil ik als laatste nog wijzen op een arrest van de Hoge Raad van 12 april 2016, waarin drie dagen voor de zitting een schriftelijk aanhoudingsverzoek was gedaan wegens recent door de verdachte gevonden werk, waarvan de raadsman vlak daarvoor telefonisch op de hoogte was gebracht en waarvan hij op dat moment geen bewijsstukken kon overleggen. Het hof wees het verzoek af omdat het onvoldoende was onderbouwd en van de noodzaak de zaak aan te houden niet was gebleken, nu op geen enkele wijze was aangetoond dat de verdachte recent werk had gevonden en in verband daarmee niet op de zitting kon verschijnen. In deze zaak oordeelde de Hoge Raad dat het hof weliswaar had vastgesteld dat het verzoek onvoldoende was onderbouwd, maar niet dat de aan het verzoek ten grondslag gelegde omstandigheid niet aannemelijk was geworden. Gelet daarop had het hof de vereiste belangenafweging tussen alle betrokken belangen niet achterwege mogen laten.10

De hiervoor aangehaalde voorbeelden illustreren dat het moeilijk is om vast te stellen waar nu precies de ondergrens van de motiveringsplicht ligt. Van belang lijkt in ieder geval dat het hof er in zijn motivering blijk van moet geven de gronden waarop het aanhoudingsverzoek is gebaseerd te hebben meegewogen en dat een aanhoudingsverzoek, vanwege het belang van het aanwezigheidsrecht, niet uitsluitend mag worden afgewezen omdat het onvoldoende is onderbouwd of op grond van efficiency overwegingen die vooral verbonden zijn met een voortvarende behandeling van de zaak en een goede organisatie van de rechtspleging. Voor fouten die door de raadsman bij een planning van een zittingsdatum worden gemaakt, als deze fouten de oorzaak van het aanhoudingsverzoek vormen, wordt weinig compassie getoond.


1 HR 26 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1314; HR 5 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2145, NJ 2010/176 m.nt. Schalken, rov. 2.3; HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:270, rov. 2.3.

2 HR 12 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5163, NJ 2002/317 m.nt. Schalken, rov. 3.36-3.37; HR 21 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:138, NJ 2014/351 m.nt. Schalken, rov. 2.6.1.

3 EHRM 23 februari 1999, nr. 34966/97 (De Groot t. Nederland), NJ 1999/641, m.nt. Knigge.

4 HR 9 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5730, NJ 2002/466 m.nt. Knigge, rov. 3.4.

5 Het geheel ontbreken van een motivering leidt zonder meer tot een vernietiging in cassatie. Zie bijvoorbeeld HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1406, rov. 2.4.

6 HR 18 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO6127, rov. 2.4.; HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:972, rov. 2.4.

7 HR 18 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO6127.

8 HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:972.

9 HR 9 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:826.

10 HR 12 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:622.

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/belangenafweging-en-motiveringsverplichting-beroep-aanwezigheidsrecht/feed/ 0
Onterechte verstekverlening omdat verdachte achteraf ziek bleek te zijn https://01-strafrecht-advocaat.nl/onterechte-verstekverlening-omdat-verdachte-achteraf-ziek-bleek-te-zijn/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/onterechte-verstekverlening-omdat-verdachte-achteraf-ziek-bleek-te-zijn/#respond Sat, 30 Jan 2016 21:10:21 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=2552 Wanneer naar later blijkt de verdachte niet in staat was om op de zitting te verschijnen en ook zelf niet in staat was om aanhouding te vragen, bestaat er nog een mogelijkheid om in cassatie bij de Hoge Raad te klagen over de verstekverlening. Dit volgt uit HR 20 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:89. De verdachte in casu was acuut opgenomen geweest op de afdeling urologie van het […] ziekenhuis en dat hij op 27 november 2013 onder algehele anesthesie is geopereerd aan nierstenen. De (niet-gemachtigde) raadsvrouw van de verdachte was hier niet mee bekend. Dit was volgens de Hoge Raad voldoende reden om de zaak naar het hof terug te verwijzen.

Beoordelingskader achteraf onterechte verstekverlening

Pas na de terechtzitting en de uitspraak kon het Hof van die ziekenhuisopname kennis krijgen, door middel van het schriftelijk verzoek van de raadsvrouw om de zaak opnieuw te beoordelen, maar toen was het al ‘te laat’: de einduitspraak, houdende niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep was al uitgesproken en uit het stelsel van het strafprocesrecht vloeit voort dat door dezelfde instantie daarop niet teruggekomen kan worden, behoudens in een enkel geval, waarin sprake is van een onmiddellijk kenbare vergissing, verschrijving of verrekening zodat een herstelarrest gewezen kan worden. (vlg o.a. HR 7 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ7243; HR 10 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT8778)

Maar een dergelijke uitzondering is hier niet aan de orde. In normale gevallen kan de ‘fout’ slechts via het stelsel van rechtsmiddelen worden hersteld, maar daarbij gelden wel de beperkingen die aan het specifieke openstaande rechtsmiddel eigen zijn. En dan geldt in cassatie het uitgangspunt dat de Hoge Raad geen feitenrechter is en dus – in beginsel – ook geen kennis neemt van ‘feiten’ die niet door de lagere rechter zijn vastgesteld. Dat is de theorie, maar in ieder geval ten aanzien van het aanwezigheidsrecht van de verdachte (dat besloten ligt in art. 6 EVRM) maakt de Hoge Raad daarop een uitzondering.

Uit die overweging van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat ten aanzien van ‘nieuwe’ gegevens als eis voor erkenning in cassatie geldt dat aan de ‘herkomst en betrouwbaarheid in redelijkheid niet kan worden getwijfeld”. Bij gegevens die afkomstig zijn van ‘officiële’ instanties, zoals een bevel tot inverzekeringstelling is misschien weinig ruimte voor twijfel aan de herkomst daarvan. Bij gegevens die achteraf over ziekte e.d. worden verschaft is meer reden voor enig (gezond) wantrouwen, gelet op de belangen die op het spel kunnen staan.

Uitspraak Hoge Raad; onterechte verstekverlening bij acuut verblijf ziekenhuis

De Hoge Raad oordeelde in HR 20 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:89 als volgt:

“Uit de inhoud van de in cassatie overgelegde stukken – aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in het onderhavige geval in redelijkheid niet behoeft te worden getwijfeld – moet worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep in het ziekenhuis verbleef en om die reden verhinderd was op de terechtzitting in hoger beroep te verschijnen, zodat de beslissing van het Hof om tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek ter terechtzitting voort te zetten, achteraf bezien, onjuist was. Gelet op het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn brengt het vorenoverwogene mee dat de verdachte de mogelijkheid dient te hebben om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen.”

Ook onterechte verstekverlening bij detentie “uit anderen hoofde’

In het geval de rechter op basis van de voor hem kenbare gegevens niet onterecht van het vermoeden is uitgegaan dat de verdachte afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht , bestaat de mogelijkheid dat achteraf moet worden vastgesteld dat feitelijk aan het recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, is tekortgedaan. De Hoge Raad oordeelde (onder meer) in zijn arrest van 22 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8984, dat dit het geval was. In die zaak was de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn strafzaak voor een andere strafzaak in verzekering gesteld en verbleef hij op het politiebureau zonder dat dit de rechter bekend was. In aanmerking genomen het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn, brengt dat gegeven mee, aldus de Hoge Raad, dat de verdachte de mogelijkheid dient te hebben om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen. Dat leidde tot vernietiging van de zaak en terugwijzing naar het gerechtshof. Dezelfde redenering zou in het onderhavige geval ook kunnen worden toegepast. Het lijkt er tenminste sterk op dat ook hier het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand had gedaan van zijn aanwezigheidsrecht achteraf bezien onjuist is geweest.

Van niet te onderschatten belang is echter dat de Hoge Raad in een dergelijk geval zelfstandig tot een vaststelling van (een aantal) feiten moet komen. In het zojuist beschreven arrest komt de daartoe gebezigde werkwijze van de Hoge Raad tot uitdrukking. Onder 2.5. overweegt de Hoge Raad:

“Uit het hiervoor onder 2.2 onder (ii) weergegeven bevel tot inverzekeringstelling – aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in redelijkheid niet kan worden getwijfeld – moet worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn zaak in hoger beroep voor een andere zaak in verzekering was gesteld, welke inverzekeringstelling naar volgt uit het door de Advocaat-Generaal blijkens zijn conclusie ingestelde onderzoek voortduurde op de dag der terechtzitting, zodat de beslissing van het Hof om verstek tegen de verdachte te verlenen en het onderzoek ter terechtzitting voort te zetten, achteraf bezien, onjuist was.”

Zie ook: HR 21 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO2974 en HR 19 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ1660

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/onterechte-verstekverlening-omdat-verdachte-achteraf-ziek-bleek-te-zijn/feed/ 0
Aanhoudingsverzoek vanwege niet ontvangen dagvaarding https://01-strafrecht-advocaat.nl/aanhoudingsverzoek-vanwege-niet-ontvangen-dagvaarding/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/aanhoudingsverzoek-vanwege-niet-ontvangen-dagvaarding/#respond Mon, 28 Dec 2015 00:46:51 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=1614 De advocaat kan een verzoek tot aanhouding van de zitting bepleiten wanneer de verdachte de dagvaarding heeft ontvangen. De advocaat moet hierbij altijd zorgvuldig zijn woorden kiezen. Zo is het niet altijd verstandig wanneer de raadsman aanvoert de avond daarvoor contact te hebben gehad met zijn client en dat zijn client bekend is met de zitting, maar dat hij niet komt omdat hij geen dagvaarding had ontvangen, terwijl blijkt dat de dagvaarding wel juist is betekend (HR 5 januari 2010, LJN BK2145).
De Hoge Raad benadrukt in het arrest dat bij de beslissing op een aanhoudingsverzoek de rechter een afweging moet maken tussen alle daarvoor in aanmerking komende belangen, waaronder het aanwezigheidsrecht van de verdachte, maar ook het belang van een spoedige berechting, welk belang niet alleen geldt voor de verdachte, maar ook voor de samenleving, en het belang van een goede organisatie van de rechtspleging.

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/aanhoudingsverzoek-vanwege-niet-ontvangen-dagvaarding/feed/ 0
OM niet-ontvankelijk na uitzetten verdachte https://01-strafrecht-advocaat.nl/om-niet-ontvankelijk-na-uitzetten-verdachte/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/om-niet-ontvankelijk-na-uitzetten-verdachte/#respond Mon, 28 Dec 2015 00:40:52 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=1611 Dat het door toedoen van het OM niet meer gebruik kunnen maken van het aanwezigheidsrecht kan zelfs leiden tot een niet-ontvankelijkheid van het OM zien we in een uitspraak van het hof Arnhem (26 maart 2010, LJN BM0293). In deze zaak was de verdachte uitgezet naar Congo. De gemachtigd raadsman verzocht niet-ontvankelijkheid gelet op het feit dat het OM had gehandeld in strijd met art. 6 EVRM en de vreemdelingencirculaire. De A-G vond dat niet-ontvankelijkheid niet aan de orde was omdat de verdachte niet ter voorkoming van zijn juridische uitzetting had aangegeven dat hij gebruik wilde maken van zijn aanwezigheidsrecht, maar het hof oordeelde dat niet was gebleken dat verdachte afstand had gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. De inbreuk op het aanwezigheidsrecht zou onvoldoende kunnen worden gecompenseerd door de omstandigheid dat de raadsman was gemachtigd om buiten aanwezigheid van de verdachte het woord te voeren.

De verdachte is niet de op grond van art. 36 Overleveringswet gewaarborgde mogelijkheid geboden om de behandeling van het hoger beroep bij te wonen.

Wettelijk kader

Art. 36 Overleveringswet luidt als volgt:
“1. De beslissing omtrent de tijd en de plaats van de feitelijke overlevering wordt aangehouden, indien en zolang tegen de opgeëiste persoon een strafrechtelijke vervolging in Nederland gaande is, of een door een Nederlandse rechter tegen hem gewezen strafvonnis nog geheel of ten dele voor tenuitvoerlegging vatbaar is.
2. In gevallen als voorzien in het eerste lid kan Onze Minister, na advies van het openbaar ministerie, bepalen dat en onder welke voorwaarden de opgeëiste persoon ten behoeve van diens berechting reeds aanstonds voorlopig ter beschikking van de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden gesteld.
3. In geval van toepassing van het tweede lid bericht de officier van justitie dat de opgeëiste persoon voorlopig ter beschikking zal worden gesteld van de uitvaardigende justitiële autoriteit, met wie hij ook de daaraan verbonden voorwaarden schriftelijk overeenkomt.
(…)”

 

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/om-niet-ontvankelijk-na-uitzetten-verdachte/feed/ 0