Medeplegen – Strafrecht-advocaat.nl https://01-strafrecht-advocaat.nl De website voor het vinden van een ervaren strafrechtadvocaat Sat, 10 Nov 2018 14:10:48 +0000 nl hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.1.6 Verweer passagier dat hij lag te slapen tijdens diefstal ongeloofwaardig https://01-strafrecht-advocaat.nl/verweer-passagier-dat-hij-lag-te-slapen-tijdens-diefstal-ongeloofwaardig/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/verweer-passagier-dat-hij-lag-te-slapen-tijdens-diefstal-ongeloofwaardig/#respond Sat, 10 Nov 2018 14:10:48 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=5036

Het verweer van een passagier dat die lag te slapen ten tijde van de diefstal is ongeloofwaardig, waar het gaat om diefstal van zware pallets, hetgeen met lawaai gepaard gaat (HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:415)

Blijkens de bewijsvoering heeft het Hof het volgende vastgesteld. De verdachte is op 10 december 2013 omstreeks 23.30 uur door Harold [betrokkene] opgehaald. Zij zijn samen in de door [betrokkene] bestuurde bestelbus naar het industrieterrein in Heeze gereden. Bij het daar gevestigde bedrijf Dupon zijn grijze pallets gestolen. [betrokkene] heeft bekend dat hij die pallets bij Dupon heeft weggenomen. Op 11 december 2013 omstreeks 01.10 uur bevond de verdachte zich in de door [betrokkene] bestuurde bestelbus in Heeze. Opsporingsambtenaren, die [betrokkene] toen een stopteken hadden gegeven, troffen achter de zitplaatsen van die bestelbus inbrekerswerktuigen aan en zij zagen dat de laadruimte geheel gevuld was met grijskleurige pallets.
2.3.2.Het Hof heeft de verklaring van de verdachte dat hij niet betrokken is geweest bij de diefstal en daarvan ook niets heeft bemerkt omdat hij in het door [betrokkene] bestuurde voertuig in slaap is gevallen en pas bij de verkeerscontrole is ontwaakt, “volkomen ongeloofwaardig” geacht aangezien dat zou betekenen dat de verdachte niet zou hebben gemerkt dat [betrokkene] de omvangrijke en relatief zware buit kennelijk zonder lawaai te maken heeft ingeladen. Bij gebreke van een aannemelijke verklaring voor de hiervoor omschreven situatie kan het naar het oordeel van het Hof redelijkerwijze niet anders zijn dan dat de verdachte de tenlastegelegde diefstal heeft medegepleegd.

2.4.1.Kennelijk heeft het Hof met betrekking tot de toedracht van de diefstal geoordeeld, mede in aanmerking genomen “de omvangrijke en relatief zware buit”, dat de diefstal “in vereniging” is begaan. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk.

2.4.2.

Indien in een dergelijk geval de verdachte zelf kort na de diefstal wordt aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij het strafbare feit duiden, kan sprake zijn van een situatie waarin het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de verdachte van belang is voor de beantwoording van de vraag of te zijnen laste medeplegen kan worden bewezen (vgl. HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1315, NJ 2016/413 en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1323, NJ 2016/412).

2.4.3.Gelet hierop en in het licht van de door het Hof vastgestelde feiten en omstandigheden, is het kennelijke oordeel van het Hof dat de verdachte en [betrokkene] de diefstal gezamenlijk hebben uitgevoerd en derhalve zo nauw en bewust hebben samengewerkt dat sprake is van het medeplegen van de bewezenverklaarde diefstal, niet onbegrijpelijk.

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/verweer-passagier-dat-hij-lag-te-slapen-tijdens-diefstal-ongeloofwaardig/feed/ 0
Verkeerde persoon aangepakt; toch medeplegen opzet https://01-strafrecht-advocaat.nl/verkeerde-persoon-aangepakt-toch-medeplegen-opzet/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/verkeerde-persoon-aangepakt-toch-medeplegen-opzet/#respond Sat, 10 Nov 2018 13:25:24 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=5028 Feitelijke dwaling mededaders bij uitvoering opdracht verdachte, error in persona. Opzet verdachte gericht op toetakelen van andere persoon dan beoogd slachtoffer? Daar gaat het om in HR 12 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:895 om. Door A was opdracht gegeven in iemand te mishandelen, maar uiteindelijk werd een ander mishandeld.
Hof heeft uit de door hem vastgestelde f&o afgeleid dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een persoon die later A bleek te zijn. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Dat verdachte met zijn mededaders had afgesproken dat zij B kapot zouden slaan, doet hieraan niet af. Volgt verwerping.

Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:

“Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft overeenkomstig de overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota het navolgende betoogd – steeds kort en zakelijk weergegeven -:

(…)

IV. Uit niets blijkt dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de mishandeling van een ander dan [betrokkene 1] , noch dat zijn opzet verder zou reiken dan een eenvoudige mishandeling.

(…)

Beoordeling van het onder 6 meer subsidiair ten laste gelegde

(…) het hof gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden:

a. Op 23 januari 2013 doet [betrokkene 4] , samen met haar moeder, melding bij de politie van bedreiging/intimidatie door haar ex-vriend [verdachte] . [betrokkene 4] wenst geen aangifte te doen uit angst, maar wil wel dat de politie afweet van de problemen. [betrokkene 4] en haar moeder zijn erg bang voor [verdachte] . Er wordt een AOL (hof: afspraak op locatie) op hun huisadres gemaakt. Op maandag 28 januari 2013 vindt vanaf 15.30 uur een gesprek van ongeveer een uur plaats tussen [verbalisant] , inspecteur van politie Haaglanden en [verdachte] , die door hem op het politiebureau te Scheveningen is ontboden. [verdachte] wordt dringend verzocht zich te gedragen en de familie van [betrokkene 1] met rust te laten.

b. Nadat [verdachte] het politiebureau die middag heeft verlaten, heeft hij direct gebeld met het nummer 31-06- [001] , in gebruik bij de [betrokkene 3] . [betrokkene 3] heeft vervolgens [betrokkene 2] , woonachtig in Antwerpen, gevraagd of hij naar Den Haag wil komen. Er moest iemand hard worden geslagen. Het zou gaan om een man uit Scheveningen waarmee [betrokkene 3] een conflict had. [betrokkene 2] zou € 500,00 krijgen.

c. [betrokkene 5] , een kennis van [betrokkene 4] , verklaart dat [verdachte] hem heeft gevraagd of hij wist waar [betrokkene 4] was en of hij wist wat ze aan het doen was. Op 28 januari 2013 te 18.09 uur stuurt [betrokkene 5] een sms naar [verdachte] met de tekst: ” [verdachte] , ik weet dat [betrokkene 4] alleen naar der school en werk mag. Niet op stap niks en der telefoon en pc zijn afgepakt. Vriendinnetje van nik laat ook niks los. Gr [betrokkene 5] “. Op 28 en 29 januari 2013 worden nog vele sms’jes gewisseld tussen [verdachte] en [betrokkene 5] , waarbij [verdachte] telkens degene is die informatie wil over [betrokkene 4] . Op 29 januari 2013 stuurt [betrokkene 5] aan [verdachte] een sms met de tekst: ” [betrokkene 6] (hof: [betrokkene 6] ) zei dat [betrokkene 4] met soort van geheime politie heeft gepraat”. Blijkens diverse sms’jes van [verdachte] wil hij hier meer over weten. [betrokkene 5] verklaart voorts dat iedereen weet dat [betrokkene 6] en [betrokkene 4] en de rest van de familie de achterdeur gebruiken. De voordeur gebruikt nooit iemand.

d. Op 29 januari 2013 reist [betrokkene 2] van Antwerpen naar Den Haag, station Hollands Spoor. Hij heeft daar rond 16.00 uur met [betrokkene 3] afgesproken. [betrokkene 3] en [betrokkene 2] rijden met [betrokkene 7] mee naar Rotterdam, naar een horecagelegenheid, die Shisha Lounge of Tapas Bar wordt genoemd. Het was nog niet echt donker, maar de lantaarns waren wel aan. [betrokkene 3] en [betrokkene 7] gaan naar binnen bij deze horecagelegenheid, gelegen aan de Mauritsweg te Rotterdam. [betrokkene 2] wacht in de auto en na een seintje van [betrokkene 3] gaat hij ook naar binnen. [verdachte] komt binnen en gaat bij [betrokkene 3] , [betrokkene 7] en [betrokkene 2] aan tafel zitten. [verdachte] vertelt dat hij een relatie heeft gehad met ene [betrokkene 4] . De vader van die [betrokkene 4] wilde dit niet hebben. Die vader zou ook met de C.I.E. hebben gesproken. [verdachte] heeft op zijn smartphone een foto van de vader laten zien. Deze foto heeft hij van Facebook gehaald. [verdachte] zegt: “Deze man moeten jullie vanavond klappen geven”. [verdachte] zegt dat die man tussen tien en elf zijn hond gaat uitlaten. Hij zegt dat zodat [betrokkene 3] en [betrokkene 2] weten dat zij hem dan moeten slaan. [verdachte] heeft als verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op 29 januari 2013 een sms’je van [betrokkene 5] kreeg. Hij had met iemand van de politie afgesproken uit de buurt van de familie van [betrokkene 1] te blijven. Hij kon daar dus niet naar toe. [verdachte] zegt dat de telefoons van [betrokkene 3] en [betrokkene 2] daar niet aanwezig mochten zijn. [betrokkene 3] heeft [verdachte] gezegd dat er wel iets tegenover moest staan. Er is niet gesproken over een bedrag, wel over compensatie. Er is met [verdachte] afgesproken dat zij elkaar later die avond weer zouden zien in de Shisha Lounge om te vertellen hoe het gegaan was. [verdachte] en [betrokkene 3] wilden face tot face praten en niet via de telefoon.

e. [betrokkene 3] en [betrokkene 2] gaan naar de woning van [betrokkene 3] in Den Haag. [betrokkene 2] ziet dat [betrokkene 3] schone kleren, 2 shirts, 2 broeken en schoenen, in een sporttas doet. [betrokkene 2] hoort dat [betrokkene 3] zegt dat hij ook extra kleding voor [betrokkene 2] heeft meegenomen. [betrokkene 3] en [betrokkene 2] zijn later die avond naar de directe omgeving van het pand [a-straat 1] te Scheveningen gegaan. Op een gegeven moment komt een man uit de tuindeur. [betrokkene 3] en [betrokkene 2] rennen op de man af. [betrokkene 3] loopt naar de man toe en vraagt hoe laat het is. [betrokkene 3] slaat de man en de man begint te bloeden.

f. Op 29 januari 2013, tussen 22.20 en 23.00 uur opent [slachtoffer] de tuindeur van het pand [a-straat 1] te Scheveningen (Scheveningen is gelegen binnen de gemeente Den Haag), welke direct op de stoep in de zijstraat uitkomt. Hij doet twee passen de deur uit en ziet meteen twee mannen zijn kant op komen lopen. Eén van de twee mannen vraagt hoe laat het is. [betrokkene 3] heeft verklaard degene te zijn die deze vraag heeft gesteld. [slachtoffer] kijkt op zijn horloge en wanneer hij weer opkijkt ziet hij dat dezelfde man die de tijd vroeg meteen uithaalt met een mes richting zijn hoofd. Hij wordt met het mes in zijn wang geraakt. [slachtoffer] ziet dat de andere man een halve meter achter de voorste man loopt. Van deze man krijgt hij een klap of trap tegen zijn hoofd. Deze achterste jongen heeft geprobeerd hem nog een paar klappen te geven en de jongen met het mes is hem met het mes te lijf blijven gaan. Nadat [slachtoffer] erin slaagt terug in de tuin te komen, rennen de jongens weg. De in bloed gezette afdruk van de rechterhandpalm van [betrokkene 2] is aangetroffen op de buitenzijde van de tuindeur van het perceel van de [a-straat 1] .

g. [betrokkene 7] verklaart dat hij die avond met [verdachte] naar de bioscoop was gegaan. In de bioscoop zei [verdachte] nog voor het einde van de film dat ze weg moesten, omdat hij een aanslag had laten plegen. Ze zijn toen naar de Shisha Lounge in Rotterdam gereden.

h. [betrokkene 3] en [betrokkene 2] zijn opnieuw naar de Shisha Lounge in Rotterdam gegaan. Daar ontmoeten zij [verdachte] . Ook [betrokkene 7] is in de Shisha Lounge aanwezig. [betrokkene 2] heeft bloed aan zijn hand. [betrokkene 3] heeft tegen [verdachte] gezegd “een vent ging bijdehand doen en was sterk”. [verdachte] heeft op enig moment tegen [betrokkene 7] gezegd dat “ze een beetje doorgedraafd waren, maar ja, het kon niet, meer teruggedraaid worden. Het moest een sneetje zijn, maar hun wilde het halve gezicht eraf hakken met een mes”. [betrokkene 3] en [betrokkene 2] verkleden zich in de Shisha Lounge en [betrokkene 3] gooit later die nacht zijn vuile kleding weg op het Centraal Station in Rotterdam.

(…)

Medeplegen

Op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat het initiatief voor de gebeurtenissen op 29 januari 2013 bij de tuindeur van de familie van [betrokkene 1] van [verdachte] is uitgegaan. De reden dat [verdachte] anderen inschakelt om naar de [a-straat] te gaan en zich daar niet zelf vertoont hangt wellicht samen met het op 28 januari 2013 met inspecteur [verbalisant] gevoerde gesprek. [verdachte] vertelt bij het eerste bezoek aan de Shisha Lounge in Rotterdam wie aangepakt moet worden, wat daarvoor de redenen zijn (de vader wil de relatie van [verdachte] met [betrokkene 4] niet en de vader en/of [betrokkene 4] praten met de CIE). Hij toont een foto en zegt dat het beoogde slachtoffer tussen 22:00 uur en 23:00 uur de hond uitlaat. Hij doet dit zodat [betrokkene 3] en [betrokkene 2] weten wanneer en op welke plaats zij jegens deze man geweld moeten gebruiken. Hij zegt dat de telefoons van [betrokkene 3] en [betrokkene 2] daar niet aanwezig mogen zijn. Hij belooft compensatie (geld) en spreekt af dat hij de anderen later die avond weer ontmoet in de Shisha Lounge in Rotterdam. Aldus presenteert hij een zeer concreet, gedetailleerd en praktisch plan dat ziet op het later die avond overeenkomstig dat plan gepleegde geweld. Bovendien maakt hij een afspraak om later te horen hoe het is afgelopen. Dit gesprek vindt later die avond daadwerkelijk plaats. [betrokkene 3] en [betrokkene 2] vertellen dan wat er is gebeurd en kleden zich om. Aldus is zodanig bewust en nauw samengewerkt door [verdachte] , [betrokkene 3] en [betrokkene 2] bij het plegen van dit feit dat zij naar het oordeel van het hof als medeplegers dienen te worden aangemerkt. Het hof acht de intellectuele bijdrage van [verdachte] van zodanig gewicht, dat de omstandigheid dat [verdachte] die bewuste avond niet in Scheveningen aanwezig is geweest niet aan een bewezenverklaring van medeplegen in de weg staat (HR 2.12.2014, NJ 2015/390).

Opzet

Gegeven de omstandigheden waaronder de mishandeling van [betrokkene 1] zou moeten plaatsvinden (in januari in het donker ’s avonds tussen 22:00 en 23:00 uur), de omstandigheid dat [verdachte] niet zelf ter plaatse is geweest om het beoogde slachtoffer te identificeren terwijl [betrokkene 3] en [betrokkene 2] het beoogde slachtoffer niet kennen, en de zeer beperkte gegevens die [verdachte] aan [betrokkene 3] en [betrokkene 2] verschaft over de uiterlijke kenmerken van het beoogde slachtoffer (in feite het tonen op zijn smartphone van een foto afkomstig van Facebook en het impliciete gegeven dat het gaat om een man qua leeftijd oud genoeg om vader van een dochter van ongeveer 20 jaar te zijn) is het hof van oordeel dat [verdachte] , [betrokkene 3] en [betrokkene 2] bewust de aanmerkelijke kans in het leven hebben geroepen dat vrijwel iedere niet piepjonge blanke man die zich in de nabijheid van de [a-straat 1] bevond slachtoffer zou kunnen worden van de mishandeling, dat zij zich hiervan bewust waren en dit hebben aanvaard. (HR 29.4.1997, NJ 1997, 654 en HR 14.10.2003, ECLI: NL:HR:2003:AJ1396).

Alleen [verdachte] en [betrokkene 3] verklaren dat [betrokkene 3] op enig moment in het gesprek op 29 januari 2013 heeft aangegeven [betrokkene 1] te kennen. Zij verklaren dit echter pas op een moment dat zij het hele dossier hebben kunnen bestuderen en de beperkingen niet meer van kracht waren. Daartegenover staat dat [betrokkene 6] op 17 juni 2014 tegenover de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij weet wie [betrokkene 3] is, dat zij hem nooit sprak en dat hij naar haar weten niet bij haar thuis is geweest. En ook [betrokkene 1] heeft op 14 januari 2014 tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij [betrokkene 3] niet kent van naam of gezicht en dat deze ook nog nooit bij hem thuis is geweest. Het hof acht derhalve niet aannemelijk geworden dat identificatie van het beoogde slachtoffer door [betrokkene 3] voorzien was in het tussen [verdachte] , [betrokkene 3] en [betrokkene 2] besproken plan.

[betrokkene 2] verklaart over het geweld zoals dat is besproken in het gesprek in de Shisha Lounge: “Die man moest kapot. Die moest klappen krijgen. Er is niets gezegd over wapens. Hij (hof: [verdachte] ) heeft niets gezegd over steken. (…) Hij zei gewoon dat de man kapot geslagen moest worden”. Het hof leidt hieruit af wat betreft de aard van de geweldshandelingen in het eerste gesprek in de Shisha Lounge gesproken is over het kapot maken/kapot slaan/klappen krijgen van het slachtoffer. Naar het oordeel van het hof bestond er op dat moment bij [verdachte] , [betrokkene 3] en [betrokkene 2] in ieder geval in globale zin opzet op het gebruik van geweld jegens het slachtoffer.

Feitelijk is het slachtoffer door [betrokkene 3] onder meer gesneden met een mes of een scherp voorwerp in zijn gezicht en hals [betrokkene 2] heeft het slachtoffer hierna meermalen geslagen. Naar het oordeel van het hof heeft tussen het daadwerkelijk jegens [slachtoffer] uitgeoefende geweld en het geweld zoals gepland een zodanig verband bestaan dat het door het mes veroorzaakte zwaar lichamelijk letsel redelijkerwijs als gevolg van deze geweldsuitoefening niet alleen aan [betrokkene 3] , maar ook aan [verdachte] en [betrokkene 2] kan worden toegerekend (HR 20.2.2007, NJ 2007, 263). Het hof is derhalve van oordeel dat [verdachte] en [betrokkene 2] zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van zware mishandeling. In de zaak van [betrokkene 3] acht het hof bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. [betrokkene 3] is immers degene geweest die het slachtoffer met een mes of scherp voorwerp in de hals en het gelaat heeft gesneden en aldus potentieel fataal letsel bij het slachtoffer heeft veroorzaakt.”

2.3.Het Hof heeft uit de door hem vastgestelde feiten en omstandigheden afgeleid dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een persoon die later [slachtoffer] bleek te zijn. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Dat de verdachte met zijn mededaders had afgesproken dat zij [betrokkene 1] kapot zouden slaan, doet hieraan niet af.

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/verkeerde-persoon-aangepakt-toch-medeplegen-opzet/feed/ 0
Medeplegen moord; bij zich dragen wapens https://01-strafrecht-advocaat.nl/medeplegen-moord-bij-zich-dragen-wapens/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/medeplegen-moord-bij-zich-dragen-wapens/#respond Wed, 22 Aug 2018 08:24:56 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=4962

Voor bewezenverklaring van voorbedachte raad (en dus van moord) moet komen vast te staan dat [verdachte] zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. [verdachte] moet de gelegenheid hebben gehad over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.

In Hoge Raad van 4 april 2017 (ECLI:NL:HR:2017:581, NJ 2017/581 zijn de criteria weergegeven voor de invulling van de voorbedachte rade, in het kader van een ontvoering, waarbij wapens zijn gebruikt. Hierin is het volgende overwogen:

Naar het oordeel van het hof kan uit deze feitelijke omstandigheden worden afgeleid dat in het kader van de voorbereiding van de actie niet alleen is nagedacht over het ontvoeren van de persoon die het doel was van de actie, maar dat ook rekening is gehouden met het gebruik van vuurwapens en dat derhalve sprake is geweest van gelegenheid om na te denken over de betekenis en de gevolgen van het gebruik van vuurwapens en zich daarvan rekenschap te geven. Dat levensberoving niet in eerste instantie het doel van de actie zou zijn geweest staat, anders dan de kennelijke opvatting van de verdediging, naar het oordeel van het hof niet in de weg aan het aannemen van voorbedachte raad, nu immers de groep bewapend voor de woonwagen is gaan staan en er derhalve vanuit gegaan kan worden dat rekening is gehouden met het gebruik van die vuurwapens.

(…)

Voorts geeft het oordeel van het Hof dat de verdachte en zijn medeverdachten de bewezenverklaarde (poging tot) opzettelijke levensberoving met voorbedachte raad hebben begaan, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het, in het licht van de feiten en omstandigheden die het Hof omtrent de toedracht heeft vastgesteld, niet onbegrijpelijk. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat in de overwegingen van het Hof tot uitdrukking is gebracht dat (ook) de verdachte vanaf de gezamenlijke voorbereidingen voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om zich te beraden op het besluit om gebruik te maken van vuurwapens bij de actie op (de bewoner(s) van) de woonwagen en dat geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden waaruit kan volgen dat de verdachte niet in overeenstemming met dat besluit is blijven handelen of anderszins kenbaar van dat genomen besluit afstand heeft genomen”.

zie ook: ECLI:NL:RBAMS:2018:5982 tav liquidatie

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/medeplegen-moord-bij-zich-dragen-wapens/feed/ 0
Medeplegen kan ook op zwijgrecht worden gebaseerd! https://01-strafrecht-advocaat.nl/medeplegen-kan-ook-op-zwijgrecht-worden-gebaseerd/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/medeplegen-kan-ook-op-zwijgrecht-worden-gebaseerd/#respond Thu, 26 Jan 2017 10:24:48 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=4439 In een geval als het onderhavige kan met betrekking tot de toedracht van de diefstal wel worden vastgesteld dat deze door “verenigde personen” is begaan, maar kan niet direct worden vastgesteld door wie precies. Indien in een dergelijk geval de verdachte zelf kort na de diefstal wordt aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij het strafbare feit duiden, kan sprake zijn van een situatie waarin het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de verdachte van belang is voor de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen (HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1323).

Beoordelingskader medeplegen

In zijn arresten van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390 en 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:716 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven. Daarbij is aangegeven dat het een belangrijke en moeilijke vraag is wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken. De kwalificatie medeplegen vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Dat vergt dat de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. De vraag of aan deze eis is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval, zoals ook in bovengenoemde arresten is benadrukt. De Hoge Raad kan hieromtrent geen algemene regels geven, maar slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het formuleren van aandachtspunten zoals in bovengenoemde arresten is gebeurd alsook door het beslissen van concrete gevallen, waarbij de toetsing in cassatie overigens sterk wordt gekleurd door de precieze bewijsvoering van de feitenrechter, waaronder begrepen een eventuele op het medeplegen toegesneden nadere motivering. Het beslissingskader zoals dat is neergelegd in de hierboven genoemde arresten kan, met begrippen die niet steeds precies van elkaar af te grenzen zijn, niet anders dan globaal zijn (vgl. het arrest van heden ECLI:NL:HR:2016:1316). Dat hangt enerzijds samen met de variëteit van concrete omstandigheden in afzonderlijke gevallen, waarbij ook de aard van het delict een rol kan spelen (vgl. het arrest van heden ECLI:NL:HR:2016:1320 over art. 141 Sr en ECLI:NL:HR:2016:1322 over bedreiging met geweld). Anderzijds is van belang de variëteit in de mate waarin die concrete omstandigheden kunnen worden vastgesteld, in welk verband de procesopstelling van de verdachte een rol kan spelen (vgl. het arrest van heden ECLI:NL:HR:2016:1315 alsmede de rechtsoverwegingen onder 4.2 hierna). In concrete zaken kan een en ander leiden tot een moeilijke afweging bij de beantwoording van de vraag of sprake is van medeplegen. Daaraan valt niet te ontkomen omdat er altijd zogenoemde grensgevallen zullen zijn.

Enkele voorhanden hebben gestolen goederen, levert nog geen diefstal op

Aan het enkele voorhanden hebben van gestolen goederen kan niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat de betrokkene die goederen ook heeft gestolen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang (vgl. HR 19 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2880, NJ 2010/475). Voor het medeplegen van diefstal geldt hetzelfde.

Aannemelijke verklaring?

De Hoge Raad betrekt het uitblijven van een aannemelijke verklaring in de beoordeling van de zaak:

“4.2.2.Bij die beoordeling kan een rol spelen of de verdachte een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor dat voorhanden hebben. De omstandigheid dat de verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden ter zake van het voorhanden hebben van de goederen kan op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in art. 29, eerste lid, Sv, niet tot het bewijs bijdragen. Dat brengt echter niet mee dat de rechter, indien de verdachte voor zo’n omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kan worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, zulks niet in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal zou mogen betrekken (vgl. HR 3 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0733, NJ 1997/584).
4.2.3.In een geval als het onderhavige kan met betrekking tot de toedracht van de diefstal wel worden vastgesteld dat deze door “verenigde personen” is begaan, maar kan niet direct worden vastgesteld door wie precies. Indien in een dergelijk geval de verdachte zelf kort na de diefstal wordt aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij het strafbare feit duiden, kan sprake zijn van een situatie waarin het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de verdachte zoals hiervoor onder 4.2.2 bedoeld, van belang is voor de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen.
4.3.Het Hof heeft in zijn bewijsoverweging gemotiveerd op grond waarvan naar zijn oordeel het tenlastegelegde medeplegen bewezen is. Blijkens zijn overweging is het Hof onder meer uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden. Verdachte is samen met drie mededaders in een auto naar de woning gereden, waar zij de auto op de oprit hebben geparkeerd. Vervolgens zijn zij gezamenlijk rondom de woning gelopen en zijn zij samen gezien bij de achterdeur waarop braaksporen zijn aangetroffen. Nadat zij door een buurman bij de achterdeur van de woning waren opgemerkt, zijn zij gezamenlijk vertrokken in een auto met op de achterzitting inbrekerswerktuig dat overeenkomsten vertoonde met de bij de woning achtergelaten sporen. Blijkens zijn nadere overweging heeft het Hof voorts vastgesteld en derhalve kennelijk van belang geacht dat de verdachte geen verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid bij de woning.
4.4.De door het Hof in aanmerking genomen feiten en omstandigheden zijn voldoende om te kunnen aannemen dat de bijdrage van de verdachte aan het bewezenverklaarde delict van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken.”

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/medeplegen-kan-ook-op-zwijgrecht-worden-gebaseerd/feed/ 0
Zelf geen geweld gebruikt, wel steeds terug gekomen is onvoldoende voor medeplegen https://01-strafrecht-advocaat.nl/zelf-geen-geweld-gebruikt-wel-steeds-terug-gekomen-is-onvoldoende-medeplegen/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/zelf-geen-geweld-gebruikt-wel-steeds-terug-gekomen-is-onvoldoende-medeplegen/#respond Wed, 25 Jan 2017 14:04:05 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=4434

Het enkele verwijt dat de verdachte zich niet heeft gedistantieerd en steeds terug is gekomen naar de vechtpartij, is onvoldoende voor medeplegen (HR 8 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:382).

Beoordelingskader medeplegen

Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict. (Vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390.)

HR: geen medeplegen, onvoldoende eigen aandeel

Het Hof heeft in zijn bewijsoverweging gemotiveerd op grond waarvan naar zijn oordeel het tenlastegelegde ‘medeplegen’ bewezen is. Blijkens zijn overweging is het Hof uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden. De medeverdachte [medeverdachte] heeft in een tijdsbestek van uren in aanwezigheid van de verdachte geweldshandelingen verricht jegens de aangever. Die handelingen bestonden uit het meermalen met kracht in het gezicht en tegen het hoofd slaan en tegen het hoofd en het bovenlichaam schoppen. De verdachte heeft zelf geen geweld gepleegd, maar hij heeft in dat tijdsbestek geen enkele feitelijke poging ondernomen om het geweld te doen stoppen, ook toen hem duidelijk was dat de aangever weerloos was (gemaakt) en daardoor in hulpeloze toestand verkeerde. De verdachte is een aantal keren weggegaan naar het toilet “omdat hij even geen zin had in wat er daar gebeurde”, maar hij ging telkens weer terug.

Deze door het Hof in aanmerking genomen feiten en omstandigheden zijn onvoldoende om te kunnen aannemen dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het delict. Ook uit de bewijsmiddelen kan niet een bijdrage van de verdachte volgen die als een ‘intellectuele of materiële bijdrage’ van voldoende gewicht aan het delict kan worden aangemerkt.

zie conclusie:

  • P-G (A-G Hofstee) 5 april 2016, ECLI:NL:PHR:2016:233
  • P-G (A-G Spronken, 5 april 2016, ECLI:NL:PHR:2016:234

HR, 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/zelf-geen-geweld-gebruikt-wel-steeds-terug-gekomen-is-onvoldoende-medeplegen/feed/ 0
Brengen en ophalen bij overval is onvoldoende voor medeplegen https://01-strafrecht-advocaat.nl/brengen-en-ophalen-overval-is-onvoldoende-medeplegen/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/brengen-en-ophalen-overval-is-onvoldoende-medeplegen/#respond Wed, 26 Oct 2016 23:06:04 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=4116 De omstandigheden dat de verdachte de twee medeverdachten, die als passagier in de door hem bestuurde auto zaten, naar de plaats delict heeft gebracht, met draaiende motor in de auto is blijven wachten nadat de medeverdachten de auto daar hadden verlaten, de bestuurder van een andere auto, die vóór hem wilde parkeren, heeft gemaand weg te gaan, de beide achterportieren van de auto heeft opengehouden en een vrije vluchtweg heeft willen creëren voor de medeverdachten zijn onvoldoende om medeplegen aan te nemen.
Het gaat hier om gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht en leveren geen nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering “voorafgaand aan” en “na afloop van” de beroving op. Dat is de conclusie van de Hoge Raad in zijn arrest van 14 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:928.

HR: geen medeplegen

2.2.3.

Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:

“De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft medegepleegd, nu niet blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft – zo bewezen mocht zijn dat hij de auto bij dit feit heeft bestuurd – slechts een ondersteunende rol als chauffeur van de vluchtauto gehad. Niets wijst op betrokkenheid van verdachte bij de voorbereiding en uitvoering van het tenlastegelegde. In ieder geval heeft verdachte geen (voorwaardelijk) opzet gehad op de omstandigheid dat niet alleen de tas van [betrokkene 1] werd weggenomen, maar dat ook werd gepoogd de tas van [betrokkene 3] weg te nemen.

Het hof verwerpt deze verweren. Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte zijn twee mededaders, die als passagier in de door hem bestuurde auto zaten, naar de desbetreffende plaats delict heeft gebracht. Nadat zij de auto daar hadden verlaten, is verdachte met draaiende motor in de auto blijven wachten. Hij maande de bestuurder van een andere auto, die voor hem wilde parkeren, weg te gaan en hield de beide achterportieren van de auto open. Het hof leidt uit die omstandigheden af dat verdachte kennelijk een vrije vluchtweg wilde creëren voor hem en zijn mededaders. Toen zijn mededaders gemaskerd en in bezit van de tas van [betrokkene 1], waarin zich een aanzienlijk geldbedrag bevond (13.750,- euro), weer waren terug gerend naar de auto en vervolgens op de achterbank hadden plaatsgenomen, is verdachte met hoge snelheid weggereden.

Uit voornoemde feitelijkheden – in onderling verband en samenhang bezien – leidt het hof af dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist dat de het – kort gezegd – de bedoeling was iemand te beroven. Bij dit oordeel heeft het hof betrokken dat verdachte hier geen alternatief scenario tegenover heeft gesteld, integendeel hij heeft iedere betrokkenheid bij dit feit ontkend. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van alle hierboven geschetste feiten en omstandigheden leidt het hof mede af, dat sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering voorafgaand aan de beroving en na afloop van de beroving, dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt.

Daarbij is het hof van oordeel dat verdachte -wederom in het bijzonder gelet op het feit dat hij geenalternatief scenario heeft aannemelijk gemaakt of zelfs maar heeft genoemd- bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn mededaders niet alleen één vrouw/meisje daadwerkelijk van een tas beroofden, maar dat ook is gepoogd een andere vrouw/ander meisje van haar tas te beroven, die in haar gezelschap verkeerde.”

2.3.

In zijn arrest van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid en meer in het bijzonder met het oog op gevallen waarin het medeplegen niet bestaat in gezamenlijke uitvoering. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is.

Indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), rust op de rechter de taak om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.

2.4.Het Hof heeft voor zijn oordeel dat het verweer dat de verdachte zich op zijn hoogst aan medeplichtigheid heeft schuldig gemaakt moet worden verworpen omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het “medeplegen” van diefstal en poging tot diefstal, kennelijk vooral betekenis toegekend aan de omstandigheden dat de verdachte de twee medeverdachten, die als passagier in de door hem bestuurde auto zaten, naar de plaats delict heeft gebracht, met draaiende motor in de auto is blijven wachten nadat de medeverdachten de auto daar hadden verlaten, de bestuurder van een andere auto, die vóór hem wilde parkeren, heeft gemaand weg te gaan, de beide achterportieren van de auto heeft opengehouden en een vrije vluchtweg heeft willen creëren voor de medeverdachten. Nu deze door het Hof in aanmerking genomen omstandigheden bestaan uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht en het Hof uit die omstandigheden heeft afgeleid dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering “voorafgaand aan” en “na afloop van” de beroving, is ’s Hofs oordeel dat de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van de beroving, ontoereikend gemotiveerd. Daarbij heeft de Hoge Raad mede gelet op hetgeen hiervoor onder 2.3 is vooropgesteld en op het ontbreken van nadere vaststellingen en overwegingen met betrekking tot een nauwe en bewuste samenwerking en gezamenlijke uitvoering tijdens de beroving of met betrekking tot de onder 2.3 genoemde mogelijke aandachtspunten. De door het Hof genoemde omstandigheid dat de verdachte geen alternatief scenario heeft genoemd, maakt dit niet anders.

A-G: geen medeplegen, maar medeplichtigheid

Zoals het Hof overweegt blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen dat verdachte
– zijn twee mededaders, die als passagier in de door hem bestuurde auto zaten, naar de betreffende plaats delict heeft gebracht,
– nadat zij de auto daar hadden verlaten, met draaiende motor in de auto is blijven wachten,
– de bestuurder van een andere auto, die voor hem wilde parkeren, heeft aangemaand weg te gaan,
– de beide achterportieren van de auto heeft opengehouden
– en vervolgens, toen zijn mededaders gemaskerd en in bezit van de tas van [betrokkene 1], waarin zich een aanzienlijk geldbedrag bevond (13.750,- euro), weer waren teruggerend naar de auto en vervolgens op de achterbank hadden plaatsgenomen, met hoge snelheid is weggereden.
Van enige uitvoeringshandeling van de bewezenverklaarde feiten blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen dus niet. Verdachtes gedragingen laten zich typeren als gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht. Dat wordt niet anders wanneer in aanmerking wordt genomen dat – zoals het Hof overweegt – verdachte kennelijk een vrije vluchtweg wilde creëren voor hem en zijn mededaders. Het blijft daarmee immers “helpen bij vlucht”, door de Hoge Raad in het hiervoor aangehaalde arrest genoemd als een gedraging die met medeplichtigheid in verband pleegt te worden gebracht, te weten een gedraging die bestaat in het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf.1 Anders dan het Hof overweegt kan uit de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes gedragingen dus niet worden afgeleid dat sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering voorafgaand aan de beroving en na afloop van de beroving, dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt.

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/brengen-en-ophalen-overval-is-onvoldoende-medeplegen/feed/ 0
Onvoldoende bewijs medeplegen nu verdachte niets wist van wapen medeverdachte https://01-strafrecht-advocaat.nl/onvoldoende-bewijs-medeplegen-nu-verdachte-niets-wist-van-wapen-medeverdachte/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/onvoldoende-bewijs-medeplegen-nu-verdachte-niets-wist-van-wapen-medeverdachte/#respond Wed, 08 Jun 2016 21:02:19 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=3725 In de uitspraak van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, van 3 mei 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2116 ging het om de vraag of de zoon als medepleger kon worden aangemerkt van de schietpartij waarvoor zijn vader verantwoordelijk was. Beiden hadden de confrontatie opgezocht en de verdachte had ook een mes bij zich. Toch is dit onvoldoende om te komen tot een medeplegen van het schieten nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachte bekend was met het wapen van de medeverdachte.

Beoordelingskader medeplegen

Bij de medepleger dient volgens vaste rechtspraak sprake te zijn van opzet, minstens in voorwaardelijke zin, met betrekking tot (in grote trekken) het handelen van de mededader(s). Medeplegen vereist verder een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen waarbij het accent ligt op de samenwerking en minder op de vraag wie de feitelijke handelingen heeft verricht. Daarbij dient de intellectuele en/of materiële bijdrage van de medepleger van voldoende gewicht te zijn (het leveren van een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het delict).

Wist niet van wapen, kort tijdsbestek

Op grond van het dossier kan naar het oordeel van het hof niet worden vastgesteld dat de verdachte wist (ook niet in voorwaardelijke zin) dat zijn vader een vuurwapen bij zich had en dat deze op [slachtoffer] zou gaan schieten. Uit de bewijsmiddelen leidt het hof voorts af dat het schietincident zich in een zeer kort tijdsbestek heeft afgespeeld. De verdachte was aan het vechten met [slachtoffer] , hetgeen volgens hem ook de reden was om [slachtoffer] op te zoeken. Niet valt uit te sluiten dat verdachte tijdens de vechtpartij niet heeft gezien dat zijn vader achter hem stond met een vuurwapen in zijn hand.

Enkel mee de confrontatie opzoeken is onvoldoende voor medeplegen poging tot doodslag met wapen

Uit het onderzoek ter terechtzitting en het dossier kan niet de bewustheid van verdachte van het vuurwapengebruik door zijn vader worden afgeleid. Met andere woorden: niet kan worden vastgesteld dat de verdachte opzet heeft gehad op het gebruik van het vuurwapen jegens het slachtoffer, ook niet in voorwaardelijke zin. Het enkele gegeven dat hij samen met zijn vader de confrontatie met het slachtoffer heeft opgezocht en kennelijk een mes bij zich had, kan daarvoor evenmin het bewijs leveren. Aan het niet beletten om het vuurwapen te gebruiken of het zich niet distantiëren daarvan, als door de rechtbank overwogen, komt in de onderhavige casus geen doorslaggevende betekenis toe, gelet op het korte tijdsbestek waarin een en ander zich heeft afgespeeld en gelet op het gegeven dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte heeft gezien dat zijn vader met een wapen achter hem stond. Derhalve komt het hof, anders dan de rechtbank, niet tot een bewezenverklaring van medeplegen.

Geen alternatief geweldsdelict ten laste gelegd

Ten overvloede overweegt het hof dat de verdachte weliswaar geweld heeft gebruikt jegens [slachtoffer] door hem te slaan, maar nu een geweldsfeit (als openlijke geweldpleging of (zware) mishandeling) niet ten laste is gelegd kan het hof niet anders dan de verdachte vrijspreken.

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/onvoldoende-bewijs-medeplegen-nu-verdachte-niets-wist-van-wapen-medeverdachte/feed/ 0
Wegrennen levert geen bewijs voor medeplegen op https://01-strafrecht-advocaat.nl/wegrennen-levert-geen-bewijs-voor-medeplegen-op/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/wegrennen-levert-geen-bewijs-voor-medeplegen-op/#respond Mon, 06 Jun 2016 20:47:24 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=3685 Wanneer je samen wegrent nadat een strafbaar feit is gepleegd, levert dit nog geen bewijs op voor het medeplegen van dat feit. Er lag nog best veel aan bewijs, maar toch vond de rechtbank dit onvoldoende voor medeplegen. Het ging om een straatroof; het stelen van een tasje:

  • De aangeefster zag twee jongens in haar richting ziet lopen.
  • Eén van de jongens probeert vervolgens aan haar tas te trekken.
  • De medeverdachte heeft verklaard dat hij en de verdachte van te voren een plan hadden gemaakt om iemand te beroven, dat zij naar de vrouw zijn gegaan en dat ze na afloop samen zijn weggerend. Ook waren er afspraken gemaakt over de verdeling van de buit.
  • De verdachte heeft erkend dat hij samen met zijn neef, nadat deze aan de tas probeerde te trekken, is weggerend. Hij heeft zich in ieder geval niet gedistantieerd van het feit.

Verweer advocaat

De advocaat van de verdachte heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de ondergrens van medeplegen in deze zaak niet wordt bereikt, gelet op het volgende.
De aangeefster verklaart dat er één man, welke zij later heeft herkend bij de spiegelconfrontatie (te weten de medeverdachte), plotseling op haar af kwam rennen. Bij de spiegelconfrontatie met de verdachte herkent zij de verdachte niet met zekerheid.
Verder blijkt uit zowel de verklaring van de aangeefster als de verklaring van de medeverdachte dat het feit zich plotseling voordeed, hetgeen de impulsiviteit van de gedraging van de medeverdachte onderstreept. Deze verklaringen zijn ondersteunend voor de verklaring die de verdachte heeft over het feit, namelijk dat slechts enkele seconden vóór het gebeurde de medeverdachte hem vertelde dat hij de vrouw ging beroven. De verdachte ontkent dan ook ten stelligste dat hij en de medeverdachte samen een plan hebben beraamd om iemand te beroven.
De advocaat heeft gesteld dat de medeverdachte bovendien zeer wisselende verklaringen heeft afgelegd, zodat deze niet als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt.
Op basis van de verklaringen die voorhanden zijn in het dossier kan naar de mening van de advocaat het feit niet wettig en overtuigend bewezen worden.

Rechtbank: geen strafbare gedraging, en ook geen medeplegen

De rechtbank oordeelde als volgt:
“Niet ter discussie staat dat getracht is de aangeefster te beroven van haar tas en dat de medeverdachte degene is geweest die dit heeft geprobeerd. De vraag die de rechtbank in deze zaak dient te beantwoorden is of er sprake is geweest van (een) strafbare gedraging(en) van de verdachte die valt aan te merken als medeplegen.
Voorop staat dat voor medeplegen is vereist dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en dat de daders willens en wetens samenwerken tot het verrichten van de strafbare gedraging. Het is daarvoor niet vereist dat alle medeplegers de uitvoeringshandeling(en) mede verrichten.
Op basis van de voorhanden zijnde verklaringen die zich in het dossier bevinden en het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank onvoldoende overtuigend bewezen dat de verdachte een strafbare gedraging valt te verwijten.
De rechtbank overweegt dat alleen de verklaring van de medeverdachte, die bovendien zeer wisselend is in zijn verklaringen, onvoldoende is om aan te nemen dat er sprake was van een gezamenlijk plan om de aangeefster te beroven. De verdachte ontkent dat er een dergelijk plan is gemaakt.
De aangeefster verklaart weliswaar over twee jongens die haar tegemoet lopen, maar verklaart ook zeer duidelijk over één jongen die naar haar toe komt rennen en tracht haar tas te pakken. Deze jongen, te weten de medeverdachte, herkent zij ook later bij de spiegelconfrontatie. De verdachte herkent zij niet met zekerheid.
Het feit dat de verdachte achter de medeverdachte is aangerend, nadat deze had getracht de tas weg te nemen, kan aanleiding geven om te vermoeden dat de verdachte deelnam aan de beroving. Het valt echter niet uit te sluiten dat, zoals ook door de verdediging is gesteld, de jonge leeftijd van de verdachte, de familieband tussen de verdachten en de gedragstoornis van de verdachte hiervan de reden is geweest.
Ook het feit dat de aangeefster na afloop de medeverdachte tegen de verdachte hoort zeggen: “Het lukte niet, ze hield te stevig vast” kan, behalve in een afgesproken plan, ook heel goed passen in het standpunt van de verdediging dat de medeverdachte impulsief heeft gehandeld.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat het enkel aanwezig zijn en zich niet distantiëren van een strafbaar feit, dat overigens slechts enkele seconden in beslag nam, onvoldoende is om de verdachte als medepleger aan te merken.

Alles afwegende is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.

 

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/wegrennen-levert-geen-bewijs-voor-medeplegen-op/feed/ 0
Aanwezig zijn en in vluchtauto zitten onvoldoende voor medeplegen https://01-strafrecht-advocaat.nl/aanwezig-zijn-en-in-vluchtauto-zitten-onvoldoende-voor-medeplegen/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/aanwezig-zijn-en-in-vluchtauto-zitten-onvoldoende-voor-medeplegen/#respond Sun, 15 May 2016 21:49:06 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=3445

Op basis van voornoemde feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat op 12 oktober 2015 te Bussum een poging inbraak (poging snelkraak) heeft plaatsgevonden en dat verdachte daarbij aanwezig was. Ten aanzien van verdachtes rol daarbij kan uit de bewijsvoering niet meer worden afgeleid dan dat hij bij de poging tot inbraak aanwezig is geweest en dat hij samen met de medeverdachten in één van de vluchtauto’s heeft gezeten en naar Huizen is gereden, waar hij vervolgens is aangehouden. Dit is onvoldoende om te kunnen komen tot het bewijs van het medeplegen van deze poging snelkraak, zoals ten laste is gelegd. Voor een bewezenverklaring van medeplegen is immers vereist dat komt vast te staan dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking, zo blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 2 december 2014 (ECLI: HR 2014:3474). De kwalificatie medeplegen is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde -intellectuele en/of materiële- bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel over de vraag of sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip, waarbij aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt, zo blijkt uit de overwegingen van de Hoge Raad.

Uit de hiervoor aangehaalde feiten en omstandigheden valt niet op te maken of verdachte weet had van hetgeen stond te gebeuren, of hij op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de planning van de snelkraak en welke rol verdachte heeft gehad bij een gezamenlijke uitvoering voorafgaand aan, tijdens en na afloop van de poging inbraak. Uit de bewijsmiddelen blijkt weliswaar dat hij bij de poging snelkraak aanwezig is geweest en dat hij zich daarvan niet heeft gedistantieerd, maar niet dat verdachte een intellectuele of materiële bijdrage heeft geleverd en dat die van voldoende gewicht is om te kunnen vaststellen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij verdachte en de medeverdachten bij het plegen van de poging inbraak. Dat verdachte en de medeverdachten geen of, in het geval van één medeverdachte, geen verifieerbare, verklaring hebben willen afleggen maakt dit niet anders.

Rb Midden-Nederland, 22 april 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:2354

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/aanwezig-zijn-en-in-vluchtauto-zitten-onvoldoende-voor-medeplegen/feed/ 0
Hulp bij vluchten door met vluchtauto klaar te staan https://01-strafrecht-advocaat.nl/hulp-bij-vluchten-door-met-vluchtauto-klaar-te-staan/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/hulp-bij-vluchten-door-met-vluchtauto-klaar-te-staan/#respond Sun, 24 Jan 2016 14:58:38 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=2264 Het verlenen van hulp bij vluchten is vaak een omstandigheid die niet als medeplegen kan worden aangemerkt. Er is dan namelijk geen intensieve samenwerking. Wel is er sprake van medeplichtigheid.

Klaarstaan met vluchtauto

Hoge Raad, 14 april 2015, ECLI:HR:2015:928
De verdachte heeft in zijn auto de twee medeverdachten naar de plaats delict gebracht voor een overval. Hij was met draaiende motor blijven wachten. Hij hield de beide achterportieren geopend.
Volgens de Hoge Raad was dit onvoldoende voor medeplegen, maar wel genoeg voor medeplichtigheid

 

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/hulp-bij-vluchten-door-met-vluchtauto-klaar-te-staan/feed/ 0