{"id":2433,"date":"2016-01-27T13:24:29","date_gmt":"2016-01-27T12:24:29","guid":{"rendered":"https:\/\/01-strafrecht-advocaat.nl\/?page_id=2433"},"modified":"2016-01-30T23:00:46","modified_gmt":"2016-01-30T22:00:46","slug":"meebrengen-getuige-naar-de-zitting","status":"publish","type":"page","link":"https:\/\/01-strafrecht-advocaat.nl\/meebrengen-getuige-naar-de-zitting\/","title":{"rendered":"Meebrengen getuige naar de zitting"},"content":{"rendered":"

Een van de mogelijkheden tot het doen horen van getuigen ter terechtzitting bestaat daarin dat de advocaat\u00a0ervoor zorgt dat de getuigen zonder daartoe te zijn opgeroepen bij de aanvang van de terechtzitting aanwezig zijn.<\/p>\n

Meebrengen getuige na schorsing eerdere zitting<\/h3>\n

In geval van schorsing van het onderzoek ter terechtzitting moet daarmee worden gelijkgesteld de aanwezigheid bij de hervatting dan wel het opnieuw aanvangen van het onderzoek.<\/p>\n

Wettelijke grondslag meebrengen getuigen naar zitting<\/h3>\n

De mogelijkheid om getuigen mee te nemen naar de zitting om dan door de rechter te worden gehoord, is geregeld in artikel 287 lid 2 Sv.
\nIngevolge art. 260, vierde lid, Sv wordt de verdachte bij de dagvaarding gewezen op dat recht om op de terechtzitting getuigen mee te brengen.<\/p>\n

Verzoek horen meegebrachte getuigen<\/h3>\n

Indien de verdediging gebruik maakt van dat recht, dient zij bij de aanvang onderscheidenlijk hernieuwde aanvang dan wel hervatting van de behandeling van de zaak mede te delen dat zij getuigen heeft meegebracht teneinde die op de voet van art. 287, tweede lid, Sv ter terechtzitting te doen horen.<\/p>\n

Het uitgangspunt van art. 287, tweede lid, Sv is immers dat alle ter terechtzitting verschenen, al dan niet als zodanig opgeroepen getuigen worden gehoord.<\/p>\n

Maatstaf bij meebrengen getuige naar zitting<\/h3>\n

Van het horen van de getuigen van wier aanwezigheid mededeling is gedaan bij de (hernieuwde) aanvang respectievelijk hervatting van het onderzoek, kan slechts worden afgezien
\n(i) met toestemming van de officier van justitie en de advocaat, of
\n(ii) indien die procespartijen niet instemmen met het afzien van het horen, op de gronden die zijn genoemd in art. 288, eerste lid onder b en c, Sv, te weten<\/p>\n