{"id":3668,"date":"2016-06-03T22:57:56","date_gmt":"2016-06-03T21:57:56","guid":{"rendered":"https:\/\/01-strafrecht-advocaat.nl\/?p=3668"},"modified":"2017-05-20T13:32:29","modified_gmt":"2017-05-20T12:32:29","slug":"kinderen-horen-niet-in-politiecel","status":"publish","type":"post","link":"https:\/\/01-strafrecht-advocaat.nl\/kinderen-horen-niet-in-politiecel\/","title":{"rendered":"Kinderen horen niet in de politiecel"},"content":{"rendered":"
Kinderen en jongeren tot 18 jaar horen niet achter slot en grendel. Dit mag slechts als een uiterste maatregel gelden, zo volgt uit artikel 37 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) en aanverwante internationale regels en richtlijnen. Uit het IVRK en General Comment 10 volgt bovendien dat er voldoende alternatieven beschikbaar moeten zijn, zoals begeleiding en toezicht, om er voor te zorgen dat vrijheidsbeneming een laatste middel is en het gebruik van voorarrest te verminderen. Voorts dienen op grond van artikel 3 lid 1 van het IVRK de belangen van het kind, zoals die onder andere voortvloeien uit artikel 37, de eerste overweging te zijn bij iedere maatregel of beslissing. Ook dient bij iedere beslissing of actie systematisch afgewogen te worden wat de gevolgen daarvan zijn voor de rechten en belangen van het kind. Dit geldt ook voor kinderen binnen het strafrecht en waar het gaat om de vraag of een inverzekeringstelling nodig is.<\/p>\n
.Op grond hiervan\u00a0mag verwacht worden dat inverzekeringstelling alleen wordt toegepast als het niet anders kan, dat bij iedere beslissing over inverzekeringstelling gemotiveerd wordt waarom een kind na het politieverhoor langer vastgehouden moet worden, waarom alternatieve maatregelen niet voldoen en waarom de belangen van het onderzoek in dat geval prevaleren boven de belangen van het kind.<\/p>\n
Dit volgt ook uit:<\/p>\n
Op grond van het IVRK mag telkens verwacht worden dat wordt afgewogen of een inverzekeringstelling noodzakelijk is en zo ja, of die niet thuis kan worden ondergaan. Dit geldt voor ieder kind en in elke zaak. Te meer nu de minderjarige verdachte doorgaans, en in ieder geval in deze zaak, in een regulier cellencomplex terecht komt waar geen kindvriendelijke cel is.<\/p>\n
De belangen vande minderjarige verdachte moet steeds worden\u00a0afgewogen tegen\u00a0de onderzoeksbelangen\u00a0(vaak genoemd:\u00a0het nogmaals horen van de verdachte).
\nVan belang is dat de officier hierbij ook steeds alternatieven voor de inverzekeringstelling en\/of overnachting in het cellencomplex afweegt.<\/p>\n
Vanuit het IVRK wordt het opsluiten van kinderen immers als een ultimum remedium\u00a0beschouwd en aangedrongen op alternatieven voor opsluiten. De wet biedt daar ook\u00a0mogelijkheden voor.<\/p>\n
Het kan zijn dat\u00a0de persoonlijke omstandigheden van een minderjarige verdachte zich tegen deze\u00a0alternatieven verzetten, maar de afweging moet wel gemaakt worden.<\/p>\n
Voor zover de afweging wel heeft plaatsgevonden, verdient het de voorkeur dat deze afweging inzichtelijk wordt gemaakt, bijvoorbeeld door opname daarvan in het proces-verbaal inverzekeringstelling. Op die manier wordt voor alle betrokkenen inzichtelijk dat de afweging is gemaakt en waarom die tot deze beslissing leidde. Daarbij dienen concreet de belangen van de minderjarige verdachte afgewogen te worden tot de andere belangen, zoals die van het onderzoek of de maatschappij. De algemene grond voor een inverzekeringstelling “het belang van het onderzoek” is weliswaar wettelijk juist, maar veel te ruim en voldoet daarmee niet aan wat verwacht mag worden op grond van het IVRK: het geeft immers op geen enkele wijze inzicht in de vraag of en zo ja welke afweging is gemaakt ten aanzien van de rechten en belangen van de minderjarige. Als gekeken wordt naar de tekst en bedoeling van het IVRK dient een beslissing nader gespecificeerd en gemotiveerd te worden, waarbij expliciet de afweging wordt gemaakt tussen dat onderzoekbelang (en waar dat concreet uit bestaat) en de rechten en belangen van de minderjarige.<\/p>\n