{"id":4679,"date":"2017-07-15T14:38:33","date_gmt":"2017-07-15T13:38:33","guid":{"rendered":"https:\/\/01-strafrecht-advocaat.nl\/?p=4679"},"modified":"2017-07-15T14:53:41","modified_gmt":"2017-07-15T13:53:41","slug":"horen-minderjarig-kind-als-getuige","status":"publish","type":"post","link":"https:\/\/01-strafrecht-advocaat.nl\/horen-minderjarig-kind-als-getuige\/","title":{"rendered":"\u00a0Horen minderjarig kind als getuige"},"content":{"rendered":"
In art. 288.1.b Sv. is geregeld dat afgezien kan worden van het horen getuigen indien het gegronde vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van de getuige door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting in gevaar wordt gebracht. Bij de vraag of een minderjarige getuige moet worden gehoord, is de uitspraak EHRM 10 november 2005, 54789\/00 (Bocos Cuesta\/Nederland) en ECLI:NL:HR:2010:BL9001 m.b.t. van belang.<\/span> Uit o.m. de arresten HR 17 november 2009, ECLI:NL:HR:2010:BI3847, NJ 2010\/191, HR 6 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL9001, NJ 2010\/509, HR 6 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4303, NJ 2010\/510 en HR 11 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:300, NJ 2014\/267, volgt dat het toetsingskader waarvan bij de beoordeling van het middel moet uitgegaan als volgt luidt:<\/p>\n Ingevolge art. 288 lid 1, onder b, Sv kan de rechter van het verhoor van een niet verschenen getuige afzien indien het gegronde vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van de getuige door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting in gevaar wordt gebracht en het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang om de getuige ter terechtzitting te kunnen ondervragen. Ook in een geval als het onderhavige, waarin het gaat om ontucht met een minderjarige, zal de rechter dus, indien hij daartoe de in genoemd artikellid vermelde gronden aanwezig acht, het belang van het slachtoffer mogen doen prevaleren boven het recht van de verdachte om het slachtoffer te (doen) ondervragen.<\/p>\n De vraag of het gegronde vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van de getuige door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting in gevaar wordt gebracht en het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang om de getuige ter terechtzitting te kunnen ondervragen, dient te worden beantwoord tegen de achtergrond van het in art. 6 EVRM gegarandeerde recht van de verdachte op een eerlijk proces. Daaruit volgt dat de rechter zijn oordeel ten aanzien van vorenbedoeld belang van de getuige zal moeten motiveren aan de hand van concrete feiten en omstandigheden zoals het oordeel van een deskundige (vgl. EHRM 10 november 2005, nr. 54789\/00 (Bocos Cuesta), LJN AU9997, NJ 2006\/239 r.o.v. 69 en 72).
\n<\/p>\nBeoordelingskader horen minderjarige getuige<\/h3>\n
\nIndien als gevolg van voormelde beoordeling door de rechter voor de verdachte de gelegenheid heeft ontbroken het slachtoffer te (doen) ondervragen, staat art. 6 EVRM er niet zonder meer aan in de weg dat de door het slachtoffer bij de politie afgelegde verklaring tot het bewijs wordt gebezigd. Ingeval de betrokkenheid van de verdachte bij het hem tenlastegelegde onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen die betrekking hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die hij betwist, dient aan de verdachte die die verklaring op haar betrouwbaarheid wenst te toetsen, een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende compensatie te worden geboden voor het ontbreken van de mogelijkheid tot (rechtstreekse) ondervraging van het slachtoffer. De wijze waarop een zodanige compensatie zal kunnen worden ge\u00ebffectueerd, zal afhangen van de omstandigheden van het geval. Daarbij valt in zaken als de onderhavige te denken aan het ter terechtzitting afspelen van de videoband die is gemaakt van het afleggen van de belastende verklaring van het slachtoffer tegenover de politie en zo nodig het gelasten van een onderzoek door een deskundige van het aldus vastgelegde verhoor.<\/p>\n