{"id":5266,"date":"2024-04-20T18:01:38","date_gmt":"2024-04-20T17:01:38","guid":{"rendered":"https:\/\/01-strafrecht-advocaat.nl\/?p=5266"},"modified":"2024-04-20T18:03:34","modified_gmt":"2024-04-20T17:03:34","slug":"maassen-vs-nederland-over-geschokte-rechtsorde-ehrm-9-februari-2021-nr-10982-15-maassen-t-nederland","status":"publish","type":"post","link":"https:\/\/01-strafrecht-advocaat.nl\/maassen-vs-nederland-over-geschokte-rechtsorde-ehrm-9-februari-2021-nr-10982-15-maassen-t-nederland\/","title":{"rendered":"Maassen vs Nederland over geschokte rechtsorde: EHRM 9 februari 2021, nr. 10982\/15 (Maassen t. Nederland)"},"content":{"rendered":"

De zaak EHRM 9 februari 2021, nr. 10982\/15 (Maassen t. Nederland) gaat over de eisen die gesteld mogen worden aan de grond ‘geschokte rechtsorde”.<\/p>\n

Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) oordeelde in de zaken Hasselbaink (zaak 73329\/16), Zohlandt (zaak 69491\/16) en Maassen (zaak 10982\/15) tegen Nederland. Alle drie de verdachten hadden voor meerdere maanden in voorlopige hechtenis gezeten, en in een zaak was de verdachte uiteindelijk volledig vrijgesproken. In strijd met artikel 5 lid 3 EVRM, hadden de strafrechters niet in hun schriftelijk besluiten toegelicht waarom de specifieke omstandigheden verlenging van het voorlopige hechtenis rechtvaardigden. De Nederlandse rechters verwezen in hun besluiten terug naar de eerste beslissing om voorlopige hechtenis op te leggen. Maar volgens het EHRM dient ook een verlengingsbeslissing voldoende gemotiveerd te worden aan de hand van relevante en actuele omstandigheden van het geval.<\/p>\n

Ernstig geschokte rechtsorde<\/h3>\n

\u201cRechtsorde\u201d is synoniem aan \u201copenbare orde\u201d in rechtspraak EHRM.\u00a0 \u201cErnstig geschokte\u201d rechtsorde (public disorder) is alleen \u201crelevant\u201d en \u201cvoldoende\u201d indien dit is gebaseerd op feiten waaruit blijkt dat de invrijheidsstelling van de verdachte daadwerkelijk de openbare orde zou verstoren.
\nDe voortzetting van detentie kan niet worden gebruikt om vooruit te lopen op een vrijheidsstraf. De noodzaak om de voorlopige hechtenis voort te zetten kan niet worden beoordeeld vanuit een puur abstract oogpunt, waarbij alleen rekening wordt gehouden met de ernst van het strafbare feit.
\nDe beoordeling kan niet los worden gezien van de daadwerkelijke duur van de voorlopige hechtenis: hoe langer die duurt, hoe meer onderbouwing nodig is om de vermeende risico\u2019s bij invrijheidsstelling overtuigend aan te tonen.<\/p>\n

Bij de beslissing tot bevel gevangenhouding door de raadkamer van de rechtbank d.d. 18 december 2014 is niet alleen gekeken naar de ernst van het feit, maar ook rekening gehouden met de jonge leeftijd van het slachtoffer en de grote media-aandacht. Dat was wel voldoende gemotiveerd.
\nLatere beslissingen voldoen niet aan de eisen:<\/p>\n