Voorarrest – Strafrecht-advocaat.nl https://01-strafrecht-advocaat.nl De website voor het vinden van een ervaren strafrechtadvocaat Sat, 20 Apr 2024 17:03:34 +0000 nl hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.1.6 Maassen vs Nederland over geschokte rechtsorde: EHRM 9 februari 2021, nr. 10982/15 (Maassen t. Nederland) https://01-strafrecht-advocaat.nl/maassen-vs-nederland-over-geschokte-rechtsorde-ehrm-9-februari-2021-nr-10982-15-maassen-t-nederland/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/maassen-vs-nederland-over-geschokte-rechtsorde-ehrm-9-februari-2021-nr-10982-15-maassen-t-nederland/#respond Sat, 20 Apr 2024 17:01:38 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=5266 De zaak EHRM 9 februari 2021, nr. 10982/15 (Maassen t. Nederland) gaat over de eisen die gesteld mogen worden aan de grond ‘geschokte rechtsorde”.

Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) oordeelde in de zaken Hasselbaink (zaak 73329/16), Zohlandt (zaak 69491/16) en Maassen (zaak 10982/15) tegen Nederland. Alle drie de verdachten hadden voor meerdere maanden in voorlopige hechtenis gezeten, en in een zaak was de verdachte uiteindelijk volledig vrijgesproken. In strijd met artikel 5 lid 3 EVRM, hadden de strafrechters niet in hun schriftelijk besluiten toegelicht waarom de specifieke omstandigheden verlenging van het voorlopige hechtenis rechtvaardigden. De Nederlandse rechters verwezen in hun besluiten terug naar de eerste beslissing om voorlopige hechtenis op te leggen. Maar volgens het EHRM dient ook een verlengingsbeslissing voldoende gemotiveerd te worden aan de hand van relevante en actuele omstandigheden van het geval.

Ernstig geschokte rechtsorde

“Rechtsorde” is synoniem aan “openbare orde” in rechtspraak EHRM.  “Ernstig geschokte” rechtsorde (public disorder) is alleen “relevant” en “voldoende” indien dit is gebaseerd op feiten waaruit blijkt dat de invrijheidsstelling van de verdachte daadwerkelijk de openbare orde zou verstoren.
De voortzetting van detentie kan niet worden gebruikt om vooruit te lopen op een vrijheidsstraf. De noodzaak om de voorlopige hechtenis voort te zetten kan niet worden beoordeeld vanuit een puur abstract oogpunt, waarbij alleen rekening wordt gehouden met de ernst van het strafbare feit.
De beoordeling kan niet los worden gezien van de daadwerkelijke duur van de voorlopige hechtenis: hoe langer die duurt, hoe meer onderbouwing nodig is om de vermeende risico’s bij invrijheidsstelling overtuigend aan te tonen.

Bij de beslissing tot bevel gevangenhouding door de raadkamer van de rechtbank d.d. 18 december 2014 is niet alleen gekeken naar de ernst van het feit, maar ook rekening gehouden met de jonge leeftijd van het slachtoffer en de grote media-aandacht. Dat was wel voldoende gemotiveerd.
Latere beslissingen voldoen niet aan de eisen:

  • in appel door hof d.d. 14 januari 2015,
  • rechtbank d.d. 17 maart 2015, in appel
  • door hof d.d. 22 april 2015,
  • rechtbank d.d. 9 juni 2015In deze beslissingen is onvoldoende gemotiveerd dat de openbare orde zou zijn verstoord indien de voorlopige hechtenis zou worden opgeheven of geschorst.
    De beslissingen bevestigen op een relatief stereotiepe manier de eerdere beslissingen, zonder in te gaan op de argumenten van de verzoeker en het OM en zonder enige verdere uitleg. Zij vormen niet meer dan een aaneenschakeling van verwijzingen die terugvoerden op de beschikking van de rechter-commissaris van 5 december 2014.

    CONCLUSIE:
    De motivering van de gerechten kunnen wel als “relevant”, maar niet als “voldoende” worden beschouwd om de voortzetting van de vrijheidsbeneming te rechtvaardigen.
    Aldus hoeft het Hof niet meer na te gaan of de bevoegde autoriteiten “bijzondere zorgvuldigheid” hebben betracht tijdens het verloop van de procedure.
    Schending art. 5 lid 3 EVRM.

ECLI:CE:ECHR:2021:0209JUD001098215 (Maassen)

ECLI:CE:ECHR:2021:0209JUD006949116 (Zohlandt)

ECLI:CE:ECHR:2021:0209JUD007332916 (Hasselbaink)

Vrijheidsbeneming is een zodanig diep in het leven van een burger ingrijpende maatregel dat daarmee uiterst terughoudend moet worden omgegaan. In de rechtspraak van het EHRM wordt daarom als uitgangspunt genomen dat de verdachte die nog niet door een daartoe bevoegde rechter is veroordeeld, zijn berechting in vrijheid mag afwachten tenzij er dringende redenen zijn om af te wijken van het uitgangspunt: vrij, tenzij. Van de rechter mag ook op grond van de nationale wetgeving, worden verwacht dat hij de beslissing waarbij aan de verdachte de vrijheid wordt ontnomen naar behoren motiveert en toelicht waarom een uitzondering wordt gemaakt op het recht dat elke verdachte toekomt zijn berechting in vrijheid af te wachten. Die motiveringsplicht die overigens al bestond op grond van het Wetboek van Strafvordering, is nog eens uitdrukkelijk onderschreven in recente uitspraken van het EHRM in de zaken van 9 februari 2021 (lees: Hasselbaink, Maassen en Zohlandt)

In de kern komt de rechtspraak van het EHRM er op neer dat in de beslissing van de rechter dient te worden vermeld of, en zo ja waarom, in de concrete voorliggende zaak de verdachte niet in aanmerking komt voor het recht zijn berechting in vrijheid af te wachten. Daarbij volstaat niet enkel te verwijzen naar algemeenheden of naar algemene formules maar dient aan de hand van concrete omstandigheden te worden aangegeven waarom in dat concrete geval voorlopige hechtenis noodzakelijk is.”
“Het hof leidt uit de rechtspraak van het EHRM ook af dat de rechter dient na te gaan of de situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, het zogeheten anticipatiegebod, mogelijk aan de orde is, en gelet op de op de rechter rustende motiveringsplicht dient de rechter gemotiveerd aan te geven of, en zo ja waarom, de situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering niet aan de orde is.”
 
“Dat geldt naar het oordeel van het hof ook voor de vraag of er ruimte is voor schorsing van de voorlopige hechtenis. Gelet op het ingrijpende karakter van de vrijheidsbeneming rust op de rechter ook de verplichting om, zodra hij van oordeel is dat vrijheidsbeneming aangewezen is, telkens ambtshalve na te gaan of niet ook op andere, voor de verdachte minder bezwarende wijze tegemoet kan worden gekomen aan het belang dat de samenleving heeft bij (voortzetting van) de voorlopige hechtenis.
]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/maassen-vs-nederland-over-geschokte-rechtsorde-ehrm-9-februari-2021-nr-10982-15-maassen-t-nederland/feed/ 0
Herhalingsgevaar als enige grond beperkt toegestaan bij voorlopige hechtenis https://01-strafrecht-advocaat.nl/herhalingsgevaar-als-enige-grond-beperkt-toegestaan-bij-voorlopige-hechtenis/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/herhalingsgevaar-als-enige-grond-beperkt-toegestaan-bij-voorlopige-hechtenis/#respond Sat, 20 Apr 2024 16:42:47 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=5260 Het EHRM is  kritisch als herhalingsgevaar de enige grond voor voorlopige hechtenis is (EHRM Smirnova vs. Russia). Het EHRM staat herhalingsgevaar op zich toe als grond, maar overweegt dat het als grond voor voortdurende detentie onredelijk is, voorts is het zwakker dan vluchtgevaar (EHRM Matznetter vs. Austria).  Het EHRM geeft recent aan dat abstract gevaar in het kader van algemeen beleid van generale preventie niet is toegestaan, gevaar dient concreet gemotiveerd (EHRM Haydn vs. Germany).

Bij voorlopige hechtenis gelden enkele uitgangspunten;

  1. Ingevolge art. 5 EVRM vormt voorlopige hechtenis een uitzondering op het recht op persoonlijke vrijheid. (

    • Art. 5 lid 2 EVRM: een persoon die van een strafbaar feit wordt beschuldigd, moet altijd worden vrijgelaten in afwachting van het proces, tenzij de staat kan aantonen dat er ‘relevante’ en ‘voldoende’ redenen zijn om de voortzetting van de detentie te rechtvaardigen.
  2. Voorlopige hechtenis mag niet fungeren als voorschot op de op te leggen straf.
  3. De aanwezigheid van gronden kan veranderen als gevolg van tijdsverloop.
  4. De aanwezigheid van gronden dient te worden getoetst aan de hand van concrete feiten, niet op basis van abstracties, algemene veronderstellingen.
  5. Alternatieven voor voorlopige hechtenis verdienen de voorkeur.
  6. Vier aanvaardbare gronden: vluchtgevaar, ‘public disorder’, recidive en collusiegevaar.
  7. Enkel een serieuze verdenking kan voldoende zijn voor een korte periode van voorarrest, daarna aanvulling gronden.
  8. Het is niet of voorlopige hechtenis kan worden gebillijkt, maar of vrijlating zich expliciet verzet tegen een alternatief.
  9. Voorlopige hechtenis dient behoorlijk te worden gemotiveerd (concrete omstandigheden).
  10. Ook bij dwingende voorlopige hechtenis naar nationaal recht, blijft toetsing aan EVRM geboden.

Zie ook:

  • EHRM 26 juni 1991 (Letellier)EHRM 27 november 1991 (Kemmache)
    EHRM 24 juli 2003 (Smirnova)
    Hof ‘s-Hertogenbosch 18 maart 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:910 (Hasselbaink, Maassen en Zohlandt)
]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/herhalingsgevaar-als-enige-grond-beperkt-toegestaan-bij-voorlopige-hechtenis/feed/ 0
De toepassing van de voorlopige hechtenis ingeval de verdenking een terroristisch misdrijf https://01-strafrecht-advocaat.nl/de-toepassing-van-de-voorlopige-hechtenis-ingeval-de-verdenking-een-terroristisch-misdrijf/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/de-toepassing-van-de-voorlopige-hechtenis-ingeval-de-verdenking-een-terroristisch-misdrijf/#respond Fri, 07 Sep 2018 11:27:45 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=4969 De introductie van de mogelijkheid van een dermate langdurende vrijheidsbeneming deed bij mij de vraag rijzen of dit nog wel verenigbaar is met het recht op vrijheid, zoals dit is neergelegd in artikel 5 EVRM en of het feit dat er sprake is van verdenking van een terroristisch misdrijf de grote discrepantie tussen de duur van de voorlopige hechtenis ingeval het een verdachte van een terroristisch misdrijf betreft en ingeval het een verdachte van een commune misdrijf betreft rechtvaardigt. Mijn onderzoeksvraag luidt daarom:
‘Is toepassing van voorlopige hechtenis zoals bedoeld in artikel 66, derde lid van het Wetboek van Strafvordering ingeval de verdenking een terroristisch misdrijf betreft, gerechtvaardigd in het licht van het recht op vrijheid en veiligheid, zoals bedoeld in artikel 5 EVRM?’

Toepasing van voorlopige hechtenis bij terroristisch misdrijf

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/de-toepassing-van-de-voorlopige-hechtenis-ingeval-de-verdenking-een-terroristisch-misdrijf/feed/ 0
Geslaagd beroep noodweerexces bij voorlopige hechtenis; afwijzing vordering gevangenhouding https://01-strafrecht-advocaat.nl/geslaagd-beroep-noodweerexces-bij-voorlopige-hechtenis-afwijzing-vordering-gevangenhouding/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/geslaagd-beroep-noodweerexces-bij-voorlopige-hechtenis-afwijzing-vordering-gevangenhouding/#respond Fri, 17 Aug 2018 14:43:41 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=4958 Ook in de fase van de voorlopige hechtenis kan door de verdediging met succes een beroep worden gedaan op noodweer(exces). Dat blijkt uit een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 augustus 2018, ECLI:NL:GHARL:2013:6293. In dat kader zijn verschillende verweren mogelijk;

  • Vanwege het beroep op noodweerexces is de maatschappij niet ernstig geschokt wanneer de verdachte in vrijheid zou worden geste;d
  • Er moet ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat later een gevangenisstraf van kortere duur wordt opgelegd dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht (anticipatiegebot)

Vanwege deze redenen werd in de genoemde uitspraak de vordering tot gevangenhouding afgewezen.

Gerechtshof: verweer noodweerexces heeft goede kans van slagen

Met de rechtbank is het hof van oordeel dat ernstige bezwaren tegen verdachte bestaan ter zake van het feit waarop de voorlopige hechtenis berust. Eveneens is het hof van oordeel dat de onderzoeksgrond thans nog aanwezig is. Ten aanzien van de 12-jaarsgrond is dat anders; gelet op de omstandigheden waaronder het feit is begaan – het hof wijst hiertoe op het navolgende – acht het hof die grond niet aanwezig.

Het bestaan van de onderzoeksgrond neemt niet weg dat, naar het oordeel van het hof, sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat het beroep van de verdachte op noodweer, dan wel noodweerexces, kans van slagen heeft. Dit geldt ook – het nog te verrichten onderzoek heeft daarop betrekking – ingeval er vanuit moet worden gegaan dat verdachte zelf het mes, waarmee het slachtoffer is gestoken, uit de woning heeft gepakt en daarmee naar buiten is gegaan.

Het hof wijst er op dat ’s hofs oordeel is gebaseerd op het procesdossier zoals dat thans beschikbaar is. De zittingsrechter zal op basis van het uiteindelijke dossier en het onderzoek ter terechtzitting een definitief inhoudelijk oordeel vellen.

Gelet op het vorenoverwogene zal het hof de beschikking van de rechtbank vernietigen, de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de gevangenhouding van verdachte afwijzen en de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.

Geen ernstig geschokte rechtsorde

Ook in een zaak die speelde bij de rechtbank Zeeland West-Brabant (niet gepubliceerd) werd de vordering tot gevangenhouding afgewezen omdat niet voldaan werd aan het criterium van de geschokte rechtsorde, De rechtbank overwoog het volgende:

“Wanneer het publiek bekend is met alle feiten en omstandigheden waaronder dit vermoedelijk begane feit werd gepleegd, moet worden aangenomen, moet er worden aangenomen dat er geen reacties van het publiek komen bij vrijlating. Deze omstandigheden leiden ertoe dat de vordering gevangenhouding moet worden afgewezen en het bevel tot voorlopige hechtenis moet worden opgeheven.”

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/geslaagd-beroep-noodweerexces-bij-voorlopige-hechtenis-afwijzing-vordering-gevangenhouding/feed/ 0
Geen voorlopige hechtenis bij bootongeluk door schuld https://01-strafrecht-advocaat.nl/geen-voorlopige-hechtenis-bootongeluk-schuld/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/geen-voorlopige-hechtenis-bootongeluk-schuld/#respond Sun, 12 Nov 2017 14:49:27 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=4835 De raadkamer van de rechtbank Midden-Nederland heeft de vordering om de voorlopige hechtenis te verlengen afgewezen. Het gaat om een 49-jarige man uit Oosterbeek die verdacht wordt van betrokkenheid bij de aanvaring op de Vinkeveense Plassen. Volgens de rechtbank ontbreken de ernstige bezwaren voor doodslag (geen opzet) en is voorlopige hechtenis niet toegelaten voor dood door schuld (art. 307 Sr.)

Ten aanzien van het primair ten laste gelegde (artikel 287 Sr, doodslag)

Gelet op de huidige stand van zaken in het onderzoek, de nader in de procedure gebrachte stukken en de stand van de jurisprudentie is de rechtbank van oordeel dat ernstige bezwaren ontbreken vanwege het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet.

RB:

“Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde (artikel 307 Sr, dood door schuld):
Artikel 307 Sr valt uiteen in twee gedeelten. Lid 1 bepaalt dat hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, gestraft wordt met een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, terwijl lid 2 bepaalt dat indien de schuld bestaat in roekeloosheid, de strafmaat wordt verdubbeld tot ten hoogste vier jaren.

Gelet op de strikte uitleg van de Hoge Raad van het begrip roekeloosheid, ziet de rechtbank vooralsnog onvoldoende ernstige bezwaren jegens verdachte met betrekking tot het in lid 2 verwoorde strafverzwarende aspect van de roekeloosheid.

Ten aanzien van het in lid 1 verwoorde (“aan wiens schuld de dood is te wijten”) neemt de rechtbank wel ernstige bezwaren aan, de huidige stand van het onderzoek in aanmerking genomen.
Nu voor artikel 307 lid 1 Sr geldt dat voorlopige hechtenis daarvoor niet is toegelaten, is er geen andere conclusie dan dat de vordering tot gevangenhouding dient te worden afgewezen en dat de onmiddellijke invrijheidstelling zal moeten volgen. Op de aangevoerde gronden behoeft de rechtbank dus niet nader in te gaan.
De rechtbank is zich er zeer van bewust dat het overlijden van de slachtoffers ernstig leed heeft veroorzaakt bij de familie van de slachtoffers. Het is ook zeer voorstelbaar dat er een breed gedragen publieke verontwaardiging bestaat over het vaargedrag van verdachte, hoe dat verder ook juridisch zal worden gekwalificeerd. Ten overvloede overweegt de rechtbank als volgt: bij de inhoudelijke behandeling van de zaak die zal volgen zodra het onderzoek is afgerond zal op alle aspecten van de zaak worden ingegaan. Niet ondenkbaar is dat, gelet op de ernst van het feit en de dramatische gevolgen, een veroordeling zal volgen waarbij een gevangenisstraf zal worden opgelegd.

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/geen-voorlopige-hechtenis-bootongeluk-schuld/feed/ 0
Verlenging inverzekeringstelling alleen bij dringende noodzakelijkheid https://01-strafrecht-advocaat.nl/verlenging-inverzekeringstelling-alleen-dringende-noodzakelijkheid/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/verlenging-inverzekeringstelling-alleen-dringende-noodzakelijkheid/#respond Sat, 20 May 2017 12:26:24 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=4664 Verlenging van de inverzekeringstelling is alleen toegestaan bij dringende noodzakelijkheid, zeker als het gaat om een minderjarige verdachte. Dit volgt o.a. uit Rechtbank Gelderland, 15 juli 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:2166 :
“Niet is gebleken van een dringende noodzakelijkheid tot verlenging van de inverzekeringstelling. Zeker bij een minderjarige verdachte staat voorop dat diens vrijheidsbeneming zo kort mogelijk dient te zijn, gelet op hetgeen is neergelegd in onder meer art. 5 EVRM. Onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte gelast.”

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/verlenging-inverzekeringstelling-alleen-dringende-noodzakelijkheid/feed/ 0
Uitgangspunt: voorlopige hechtenis is ultimum remedium https://01-strafrecht-advocaat.nl/uitgangspunt-voorlopige-hechtenis-is-ultimum-remedium/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/uitgangspunt-voorlopige-hechtenis-is-ultimum-remedium/#respond Mon, 27 Mar 2017 18:31:07 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=4570 Het uitgangspunt is altijd dat een verdachte onschuldig is totdat het tegendeel bewezen is. Dit is onder andere vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). Het recht op vrijheid is terug te vinden in artikel 15 Grondwet, artikel 5 EVRM en artikel 9 IVBPR. Voorlopige hechtenis is wel mogelijk onder dit recht, maar het mag alleen als uiterst middel (ultimum remedium): worden ingezet. De waarborgen voor motivering van de voorlopige hechtenis op basis van deze mensenrechten zijn:

  1. Een bevel tot voorlopige hechtenis moet gemotiveerd zijn.
  2. De motivering mag niet ‘algemeen en abstract’ zijn.
  3. Autoriteiten moeten ‘relevante en voldoende’ redenen geven voor voortzetting van
    de voorlopige hechtenis.
  4. De zwaarte van de (waarschijnlijke) straf is geen op zich zelf staande reden voor
    voorlopige hechtenis.
  5. Hoe langer de hechtenis, hoe grondiger de rechterlijke toetsing.
  6. De voorlopige hechtenis mag niet gebruikt worden om een verdachte zijn straf
    alvast te laten uitzitten.
  7. De rechter moet alternatieven voor hechtenis overwegen.

Rapport Voorlopige hechtenis – College voor de rechten van de Mens

Wanneer voorlopige hechtenis?

Volgens de wet kan een rechter alleen voorlopige hechtenis opleggen als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Zo moet er sprake zijn van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Dit noemt men ook wel de ‘gevallentoets’. De basisregel is dat het een misdrijf moet zijn waar een gevangenisstraf van vier jaar of meer op staat, maar in aanvulling daarop zijn er ook nog andere misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarnaast moet er sprake zijn van zogenaamde ‘ernstige
bezwaren’. Dat is in feite een ernstige verdenking dat de verdachte het misdrijf heeft gepleegd. Ten slotte moet minstens één van de volgende wettelijke gronden van toepassing zijn:

  • Vluchtgevaar: het risico dat de verdachte probeert te vluchten om zo niet berecht
    te worden;
  • Twaalfjaarsgrond: op het misdrijf staat een gevangenisstraf van 12 jaar of meer
    én de rechtsorde is ernstig geschokt door het delict;
  • Recidivegrond: het risico dat de verdachte nog een strafbaar feit begaat;
  • Onderzoeksbelang: vrijlating van de verdachte brengt het onderzoek in gevaar, bijvoorbeeld omdat de verdachte bewijs wil beïnvloeden.

> Meer informatie wanneer voorlopige hechtenis

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/uitgangspunt-voorlopige-hechtenis-is-ultimum-remedium/feed/ 0
Literatuur en artikelen over voorlopige hechtenis https://01-strafrecht-advocaat.nl/literatuur-en-artikelen-over-voorlopige-hechtenis/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/literatuur-en-artikelen-over-voorlopige-hechtenis/#respond Sat, 28 Jan 2017 22:52:36 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=4500 Wij bieden u een overzicht van interessante artikelen en literatuur over de voorlopige hechtenis.

Scriptie voorlopige hechtenis 2016

Voorlopige hechtenis van jeugdige verdachten in Nederland

Toepassing voorlopige hechtenis en de rechtspraak van het EHRM

Voorlopige hechtenis en vrijheidsstraf. De strafrechter voor voldongen feiten? NJ 2010, p. 1520 -1525

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/literatuur-en-artikelen-over-voorlopige-hechtenis/feed/ 0
EHRM Geisterfer vs Nederland: 12 jaarsgrond in hoger beroep na eerdere schorsing voorlopige hechtenis https://01-strafrecht-advocaat.nl/ehrm-geisterfer-vs-nederland/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/ehrm-geisterfer-vs-nederland/#respond Sat, 28 Jan 2017 22:19:54 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=4492 Een herleving van het voorarrest wegens het bestaan van een geschokte rechtsorde moet worden gestaafd aan de hand van concrete feiten en omstandigheden waaruit de maatschappelijke onrust zou blijken. Dat is de kern van de uitspraak EHRM 9 december 2014 , appl.no. 15911/08 (Geisterfer vs Nederland).

De toepassing van de voorlopige hechtenis in deze zaak was gebaseerd op een combinatie van de twaalfjaarsgrond, de recidivegrond en de onderzoeksgrond. Weliswaar werd de voorlopige hechtenis na drie maanden onder voorwaarden geschorst omdat het onderzoek ter terechtzitting was uitgesteld in verband met de medische conditie van de medeverdachte, maar de raadkamer gaf wel aan dat de gronden voor de voorlopige hechtenis nog altijd aanwezig waren. De raadkamer bepaalde eveneens dat het anticipatiegebod geen aanleiding gaf tot opheffing. Dit oordeel werd nadien tweemaal herhaald: in reactie op een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis vier maanden later en in reactie op ditzelfde verzoek gedaan ter terechtzitting. Vervolgens de klager opnieuw in voorlopige hechtenis werd genomen. Het feit dat zich geen verstoring van de openbare orde had voorgedaan in de maanden dat de klager zich op vrije voeten bevond, werd door raadkamer en rechtbank niet gezien als argument voor een ander oordeel over het voortbestaan van de twaalfjaarsgrond. Het EHRM herhaalt dat sociale onrust, ontstaan door strafbare feiten van een bijzondere ernst, in uitzonderlijke gevallen tijdelijk voorarrest kan rechtvaardigen. Deze grond kan alleen worden ingezet op basis van feiten die leiden tot het oordeel dat invrijheidstelling daadwerkelijk sociale onrust zal veroorzaken. Daarnaast is het voortzetten van het voorarrest alleen legitiem als het risico van een verstoring van de openbare orde aanwezig blijft. De noodzaak om het voorarrest voort te zetten kan dus niet alleen worden beoordeeld op het abstracte niveau van de ernst van de feiten. Dit is waarop de zaak Geisterfer vs Nederland strandt: het EHRM concludeert dat de rechtbank aan de ernst van de feiten zodanig gewicht heeft toegekend bij de toepassing van de voorlopige hechtenis dat andere omstandigheden niet werden meegewogen. Bij het afwijzen van de verzoeken tot opheffing werd alleen aandacht besteed aan de ernst van de feiten en het belang van het OM bij voorlopige hechtenis; of de openbare orde in gevaar was, dan wel of er een andere reden was waarom vrijheidsbeneming moest plaatsvinden, is niet aan de orde geweest

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/ehrm-geisterfer-vs-nederland/feed/ 0
Invrijheidstelling na vergeten vordering verlenging voorlopige hechtenis https://01-strafrecht-advocaat.nl/invrijheidstelling-vergeten-vordering-verlenging-voorlopige-hechtenis/ https://01-strafrecht-advocaat.nl/invrijheidstelling-vergeten-vordering-verlenging-voorlopige-hechtenis/#respond Sat, 31 Dec 2016 00:49:59 +0000 https://01-strafrecht-advocaat.nl/?p=4384 Na een schorsing van het onderzoek ter zitting heeft de politierechter verzuimd om de voorlopige hechtenis te verlengen. De zaak werd voor onbepaalde tijd aangehouden. Na het verstrijken van de termijn moet de verdachte dan in vrijheid worden gesteld vanwege het ontbreken van een titel (Rb Limburg, 28 oktober 2016, ECLI:NL:RBLIM:2016:9585).

Feiten: expiratie titel voorlopige hechtenis

Bij beschikking van 12 mei 2016 heeft de rechtbank de gevangenhouding van verdachte bevolen voor een termijn van zestig dagen. Eveneens bij beschikking van 12 mei 2016 heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst voor de duur van een nog te ondergane detentie, bekend onder parketnummer 05-183316-14. De rechtbank heeft daarbij uitdrukkelijk aangegeven dat, nadat deze detentie zou zijn uitgezeten, de voorlopige hechtenis weer zou herleven.

Verdachte is, voor het feit waarvoor de voorlopige hechtenis was bevolen, gedagvaard voor de politierechterzitting van 8 juli 2016. Op dat moment zat verdachte gedetineerd in het kader van de executie van de zaak met parketnummer 05-183316-14.

De politierechter heeft op 8 juli 2016 op enig moment kenbaar gemaakt voornemens te zijn het onderzoek ter terechtzitting te schorsen, omdat het eind proces-verbaal nog niet gereed was en hij de officier van justitie in de gelegenheid wilde stellen het getekende eind proces-verbaal alsnog aan het dossier toe te voegen.

Nadat de politierechter dit voornemen kenbaar heeft gemaakt, heeft de raadsvrouw van verdachte verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen dan wel hernieuwd te schorsen met ingang van het tijdstip dat deze voorlopige hechtenis weer zou herleven. Deze verzoeken zijn door de politierechter afgewezen. Naar aanleiding van de behandeling van die verzoeken heeft de raadsvrouw namens verdachte een verzoek tot wraking van de betreffende politierechter gedaan. Daarop heeft de politierechter het onderzoek ter terechtzitting geschorst voor onbepaalde tijd.

De voorlopige hechtenis van verdachte is herleefd en de 60 dagen gevangenhouding zijn ingegaan op 15 augustus 2016. Verdachte zit sedertdien weer in voorlopige hechtenis en is opgeroepen voor de nadere behandeling van zijn zaak voor de politierechterzitting van 11 november 2016.

Advocaat: geen titel voorlopige hechtenis

De verdediging stelt zich op het standpunt dat er thans geen titel meer is voor de voorlopige hechtenis. Primair omdat het bevel gevangenhouding, zoals afgegeven op 12 mei 2016 voor 60 dagen, niet op vordering van de officier van justitie is verlengd en derhalve op 14 oktober j.l. is geëxpireerd.

Subsidiair omdat de behandelend politierechter op juli 2016, gelet op het bepaalde in artikel 282, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering een uiterste termijn had moeten stellen, binnen welke termijn het onderzoek ter terechtzitting had moeten worden hervat. Nu dit niet is gebeurd mag een dergelijke schorsing niet langer dan één maand duren, tenzij er klemmende redenen zijn de schorsing langer dan één maand te laten duren. Slechts in dat geval mag een schorsing van het onderzoek ter terechtzitting maximaal drie maanden duren.

Nu noch uit het proces-verbaal van de terechtzitting, noch uit andere feiten en omstandigheden blijkt van deze klemmende redenen, kon de voorlopige hechtenis na de zitting van 8 juli 2016 niet langer voortduren dan één maand. Deze termijn is aangevangen op de dag dat het bevel gevangenhouding ten uitvoer werd gelegd, te weten op 15 augustus 2016. Hetgeen impliceert dat er sinds 14 september 2016 geen titel meer is voor de voorlopige hechtenis.

OM: beroep op art 66 lid 2 Sv.

Het Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt, verwijzende naar artikel 66, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat verdachte nog steeds op een geldige titel in voorlopige hechtenis verblijft, omdat –aldus genoemd artikel- een bevel voorlopige hechtenis doorloopt tot 60 dagen na de einduitspraak. Nu er nog geen einduitspraak in de onderhavige zaak is gedaan heeft het Openbaar Ministerie er voor gekozen om de hervatting van het onderzoek binnen drie maanden ná herleving van de voorlopige hechtenis te hervatten. Drie maanden is de uiterste termijn die kan liggen tussen 2 zittingen bij een zich in voorlopige hechtenis bevindende verdachte.

Rechter: geen titel dus invrijheidstelling

De rechtbank is het eens met het primaire standpunt van de verdediging, hetgeen inhoudt dat er vanaf 14 oktober 2016 geen geldige titel meer is voor de voorlopige hechtenis van verdachte. De rechtbank deelt het standpunt van het Openbaar Ministerie, inhoudende dat het bevel gevangenhouding van kracht blijft totdat zestig dagen na de dag van de einduitspraak zijn verstreken in de onderhavige zaak niet. Zij overweegt daartoe het volgende:

Het bevel gevangenhouding is op 12 mei 2016 verleend voor een termijn van 60 dagen. Tenuitvoerlegging van dit bevel is echter pas aangevangen op 15 augustus 2016.

Artikel 66, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering stelt –voor zover van belang-dat het bevel gevangenhouding van kracht is gedurende een door de rechtbank te bepalen termijn van maximaal negentig dagen, welke ingaat op het ogenblik ter tenuitvoerlegging.

In het onderhavige geval heeft de rechtbank een bevel gevangenhouding verleend voor 60 dagen.

Het tweede lid van artikel 66 van het Wetboek van Strafvordering stelt dat, wanneer het bevel is gegeven op de terechtzitting, dan wel binnen de krachtens het eerste lid bepaalde termijn het onderzoek is aangevangen, het bevel van kracht blijft totdat zestig dagen na de dag van de einduitspraak zijn verstreken.

In het onderhavige geval is het bevel gevangenhouding niet gegeven op de terechtzitting, maar in de raadkamer gevangenhouding. Ook is het onderzoek niet aangevangen binnen de krachtens het eerste lid bepaalde termijn. Immers die termijn is volgens artikel 66, lid 1 Sv pas gaan lopen op het ogenblik ter tenuitvoerlegging, zijnde 15 augustus 2016. Het onderzoek is reeds eerder aangevangen, namelijk op 8 juli 2016.

Nu naar het oordeel van de rechtbank aan geen van de twee voorwaarden, zoals genoemd in artikel 66, lid 2, Sv is voldaan en de termijn van de gevangenhouding ook niet op andere wijze is verlengd, expireerde het bevel gevangenhouding na ommekomst van de in dat bevel genoemde termijn, zijnde 60 dagen, en stelt de rechtbank vast dat de gevangenhouding op 14 oktober 2016 van rechtswege is opgeheven en dat verdachte op 14 oktober 2016 in vrijheid had moeten worden gesteld.

Nu de gevangenhouding van rechtswege is opgeheven, kan de verdachte niet worden ontvangen in zijn verzoek tot opheffing/c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis. Nu de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld dat verdachte vanaf 14 oktober 2016 zonder geldige titel in hechtenis verblijft, gaat de rechtbank ervan uit dat het openbaar ministerie verdachte –voor zover er geen andere titels zijn op basis waarvan verdachte gedetineerd zou moeten blijven- onmiddellijk in vrijheid zal stellen.

]]>
https://01-strafrecht-advocaat.nl/invrijheidstelling-vergeten-vordering-verlenging-voorlopige-hechtenis/feed/ 0