Betekening dagvaarding ook op ander adres dat opgegeven is bij instellen hoger beroep
Wanneer de verdachte bij instellen hoger beroep een ander adres heeft opgegeven dan GBA-adres, dan moet de dagvaarding ook aan dat andere adres worden betekend. Op zich is de betekening juist wanneer de dagvaarding enkel op GBA-adres wordt betekend, maar bij niet verschijning van de verdachte mag er niet zonder meer vanuit te worden gegaan dat verdachte afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht zonder dat kopie dagvaarding aan het opgegeven adres is gestuurd
“Indien door of namens de verdachte bij het instellen van hoger beroep in de appelakte een ander adres is opgegeven dan dat waarop hij is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en de appeldagvaarding weliswaar volgens de wettelijke voorschriften met inachtneming van het adres waar de verdachte als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens aan de verdachte is betekend, maar deze hem niet tevens aan dat in de appelakte vermelde adres is toegezonden, kan de rechter die de zaak in hoger beroep behandelt niet op de enkele grond dat de verdachte niet op de terechtzitting is verschenen aannemen dat deze van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht vrijwillig afstand heeft gedaan.”(vgl. HR 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002, 317, rov. 3.38 onder a).
Ook bij geen GBA-adres
Ingevolge art. 588, eerste lid aanhef en onder b sub 3°, Sv wordt een dagvaarding uitgereikt aan de griffier indien de geadresseerde niet als ingezetene is ingeschreven in de GBA noch een feitelijke woon- of verblijfplaats van hem bekend is.
Onbekendheid van een feitelijke woon- of verblijfplaats kan evenwel niet worden aangenomen, indien niet is getracht de uitreiking van de dagvaarding te doen plaatsvinden op het uit de stukken blijkend – voor de hand liggend en niet door een latere opgave achterhaald – adres dat redelijkerwijs als feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte zou kunnen gelden, zoals het adres dat de verdachte in de appelakte heeft doen opnemen (vgl. HR 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002, 317, rov. 3.24 sub b).