Psychische overmacht bij bolletjesslikker
De verdachte was gepakt wegens invoer van cocaine. Het gaat om een bolletjesslikker. Hij verklaarde echter dit gedaan te hebben onder dreiging van ene R.M. uit Curacao en dat die R.M. hem eerder in zijn arm had geschoten en zijn moeder had bedreigd. Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank psychische overmacht aangenomen, ook al was er sprake van culpa in causa doordat de verdachte eerder was veroordeeld wegens drugssmokkel en zich binnen die drugswereld begaf (rb Utrecht, 5 maart 2003, ECLI:NL:RBUTR:2003:AF5689)
De raadsman van verdachte heeft op grond van de inhoud van de stukken, zoals die zich in het dossier bevinden, en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, waar hij heeft herhaald dat hij op Curaçao door R.M. in zijn arm geschoten is, toen hij weigerde cocaïne voor hem naar Nederland te brengen en daarna onder dwang bolletjes cocaïne heeft moeten slikken en in een koffer cocaïne heeft moeten meenemen, als verweer gevoerd dat zijn cliënt onder zodanige dwang waaraan hij geen weerstand kon bieden, heeft gehandeld, dat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank verstaat dit verweer als een beroep op overmacht en overweegt daaromtrent het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de verdachte niet als een onbeschreven blad worden aangemerkt als het om drugs en vuurwapens gaat nu uit zijn strafblad blijkt dat hij in 1999 is veroordeeld (onder meer) ter zake van overtreding van de opiumwet (art 2 sub B en art 3 sub B) en van de Wet wapens en munitie in 1999 en in 2001 en moet hij zich bewust zijn geweest van reacties van degenen met wie hij afspraken had gemaakt over betaling en drugssmokkel toen hij die afspraken niet nakwam.
Voorts mag inmiddels, zeker ook bij deze verdachte, als bekend worden verondersteld, dat die reacties soms buitengewoon gewelddadig kunnen zijn.
De vraag is of deze omstandigheden “culpa in causa”opleveren waardoor het beroep op overmacht behoort te falen.
Weliswaar leidt niet elke bedreiging tot het aannemen van overmacht, doch naar het oordeel van de rechtbank moet in de onderhavige zaak bedoelde vraag ontkennend worden beantwoord omdat – hoezeer de verdachte ook bewust het risico heeft aanvaard dat jegens hem geweld zou kunnen worden aangewend – het onaanvaardbaar is en daar trekt de rechtbank ook de grens, dat er sprake is van culpa in causa als iemand, nadat hem door een schot uit een vuurwapen een verwonding is toegebracht, komt tot het plegen van het bewezenverklaarde strafbare feit.
Dit is immers een zodanig uitzonderlijk ernstige bedreiging tegen zijn leven (en niet uitgesloten is dat ook zijn moeder niet veilig is) dat in alle redelijkheid niet van deze verdachte kon en mocht worden verlangd dat hij de afspraak om drugs in te voeren niet zou nakomen door zich bijvoorbeeld voor vertrek of na aankomst op Schiphol tot de politie/douane te wenden.
De feitelijke grondslag van het beroep op overmacht is derhalve aannemelijk geworden.