Beginselen proportionaliteit en subsidiariteit strafrecht

De beslissing om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het OM in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde, met het verbod van willekeur – dat in strafrechtspraak in dit verband ook wel wordt omschreven als het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging – om de reden dat geen redelijk handelend lid van het OM heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. Indien een rechter op deze grond tot het oordeel komt dat sprake is van een uitzonderlijk geval waarin het OM om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, gelden voor deze beslissing zware motiveringseisen.

Niet snel zal een rechter oordelen dat het OM in redelijkheid niet tot een vervolging mocht komen. In de lagere rechtspraak lijkt men eerder gevoelig te zijn voor dat verweer dan de Hoge Raad is (ECLI:NL:HR:2012:BX4280).

Argumenten tegen vervolging

Hoewel de meeste argumenten in de rechtspraak vaak niet voldoende blijken te zijn om een onredelijke vervolging te bepleiten, moet de verdediging, ook met het oog op de strafmaat, altijd redenen blijven aanvoeren. De volgende redenen kunnen, al dan niet in samenhang met elkaar, worden gebruikt:

  • Het gaat om een uniek incident dat zich heeft afgespeeld in de bossen van Oisterwijk en waarvan de kans zeer klein is dat dit zich ooit nog zal herhalen; er is geen sprake van een deuk in de rechtsorde die strafrechtelijk glad gestreken dient te worden.
  • Het incident raakt duidelijk niet de kern van de delictsomschrijving dat is ten laste gelegd
  • Partijen hebben zeer wisselende lezingen over wat zich precies heeft afgespeeld. De feiten staan niet vast.
  • Het openbaar ministerie heeft besloten om [verdachte] te vervolgen, terwijl het de aangifte van [verdachte] tegen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] heeft geseponeerd hetgeen in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.
  • Deze strafrechtelijke vervolging heeft een enorme impact op [verdachte], die, anders dan als slachtoffer, nog nooit met politie en justitie in aanraking is gekomen.
  • Er bevinden zich voldoende aanwijzingen in het politiedossier waaruit blijkt dat aangeefster  [verdachte] fors getergd heeft en, op zijn zachtst gezegd, mede debet zijn aan een compleet onnodig opgefokte en bedreigende situatie welke was ontstaan door dat gedrag.
  • Aangeefster heeft zelf nooit een strafrechtelijke vervolging van [verdachte] gewenst, zoals zij ook uitdrukkelijk in haar aangifte op 1 maart 2008 bij de politie heeft verklaard. Wat haar betreft was de zaak afgedaan als verdachte op zijn gedrag werd aangesproken.

 

Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden