Draagkrachtverweer bij ontnemingsmaatregel
Bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan de rechter rekening houden met de draagkracht van de veroordeelde. Het draagkrachtverweer kan in het ontnemingsgeding alleen met vrucht aan de orde worden gesteld, indien aanstonds duidelijk is dat de veroordeelde op dat moment en in de toekomst (naar redelijke verwachting) geen draagkracht heeft of zal hebben ( HR 27 maart 2007, NJ 2007/195 en HR 11 november 2008, NJ 2008/597).
Gemotiveerd draagkrachtverweer
Het draagkrachtverweer moet uitdrukkelijk worden gevoerd en met bewijsstukken onderbouwd. Alleen op een met argumenten onderbouwd en uitdrukkelijk voorgedragen draagkrachtverweer hoeft de rechter te reageren (HR 11 november 2008, NJ 2008/597). Ook in de Memorie van Toelichting is dit met zoveel worden beschreven (Kamerstukken II 2001/02, 28 079, nr. 3, p. 16).
Draagkracht in executiefase
In beginsel dient de draagkracht in de executiefase aan de orde te worden gesteld (HR 27 maart 2007, NJ 2007/195 en HR 11 november 2008, NJ 2008/597). Op grond van artikel 577b Sv. kan een verzoek tot vermindering of kwijtschelding van het door de rechter opgelegde ontnemingsbedrag worden ingediend.
Redenen vermindering wegens draagkracht
De vraag doet zich dan voor wat de redenen kunnen zijn voor vermindering van de ontnemingsvordering wegens (beperkte) draagkracht. In de jurisprudentie zien we dat het draagkrachtverweer niet snel worden aangenomen.
Het hebben van veel schulden is onvoldoende grond voor matiging
LJN: BN3125, Gerechtshof Amsterdam, 22 juli 2010
Door de raadsman is voorts bepleit dat het te ontnemen bedrag gematigd dient te worden omdat veroordeelde medische klachten heeft, niet kan werken, veel schulden heeft en niet in staat is een dergelijk bedrag te betalen.
Het hof wijst er allereerst op dat matiging door de ontnemingsrechter op grond van omstandigheden zoals aangevoerd door de verdediging sinds de invoering van de wettelijke regeling voor de lijfsdwang beperkt dient te blijven tot zeer evidente gevallen.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de huidige situatie van veroordeelde niet rooskleurig is, maar er is naar het oordeel van het hof niet een zodanig volledig inzicht ontstaan in de huidige en toekomstige vermogenspositie van de veroordeelde dat er aanleiding kan worden gevonden om het te ontnemen bedrag te matigen. Het hof zal daarom geen gebruik maken van haar matigingsbevoegdheid.
Schuld onderbouwen
LJN: BM7178, Rechtbank Zwolle, 25 mei 2010
Het enkel verklaren een restschuld te hebben zonder deze schuld op enigerlei wijze middels stukken van onderbouwing te voorzien dan wel anderszins aannemelijk te maken is onvoldoende.