Gebruik vuurwapen door politie – schieten op verdachte
Alleen verbalisanten die handelen in de rechtmatige uitoefening van hun bediening zijn bevoegd om op grond van artikel 7 Politiewet geweld te gebruiken.
Ambtsinstructie
De momenten waarop geweld mag worden toegepast, en welk middel dan als geschikt moet worden beoordeeld, wordt omschreven in de Ambtsinstructie. In casu is in het bijzonder van toepassing artikel 7 van de Ambtsinstructie, in welk artikel het gebruik van een vuurwapen ter aanhouding wordt gereguleerd.
De eerste vraag hierbij is of de verbalisant zich heeft gehouden aan de regels omtrent het gebruik van zijn vuurwapen. Hiervoor is, in deze zaak, in het bijzonder lid 1 onder a en b van toepassing, waarvan de tekst (voor zover van toepassing) luidt als volgt:
1. Het gebruik van een vuurwapen,(…) is slechts geoorloofd
a. om een persoon aan te houden ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd vuurwapen bij zich heeft en dit tegen personen zal gebruiken;
b. om een persoon aan te houden die zich aan zijn aanhouding, voorgeleiding of andere rechtmatige vrijheidsbeneming tracht te onttrekken of heeft onttrokken, en die wordt verdacht van of is veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf:
1°. waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld,
2°. dat een ernstige aantasting vormt van de lichamelijke integriteit of de persoonlijke levenssfeer, of
3°. dat door zijn gevolg bedreigend voor de samenleving is of kan zijn.
In de meeste gevallen gaat het niet om de situatie als onder 1a (persoon met voor onmiddellijk gebruik vuurwapen bij zich hebbend) en wanneer hier wel sprake van is, zal er niet heel snel discussie bestaan over het vuurwapengebruik van de politie.
Om vast te kunnen stellen of de verbalisant gehandeld heeft conform de Ambtsinstructie, dient te worden vastgesteld of er sprake was van de situatie genoemd in lid 1 onder b.
Waarschuwingsschot
Echter, voordat kan worden overgegaan tot het daadwerkelijk afvuren van een gericht schot, bepaalt de Ambtsinstructie, in artikel 10a eerste lid:
“De ambtenaar waarschuwt onmiddellijk voordat hij gericht met een vuurwapen, (…), zal schieten, met luide stem of op andere niet mis te verstane wijze dat geschoten zal worden, indien niet onverwijld het gegeven bevel wordt opgevolgd. Deze waarschuwing, die zo nodig vervangen kan worden door een waarschuwingsschot, blijft slechts achterwege, wanneer de omstandigheden de waarschuwing niet toelaten.”
- Rechtbank Zeeland West-Brabant, 14 december 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7931 (art 9a voor schieten; agent is verdachte)
- Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 10 december 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:5174 (OVAR voor schieten; agent is verdachte)