Geen culpa in causa indien verdachte in zijn recht stond (Taxi-arrest)
n het “taxi-arrest” overwoog het hof ten aanzien van culpa in causa, dat verdachte meermalen was gewaarschuwd voor het feit dat het slachtoffer gewelddadig zou kunnen worden en zich daardoor willens en wetens in een situatie heeft begeven waarin een agressieve reactie van het slachtoffer te verwachten was. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof echter en overwoog:
“Gedragingen van de verdachte voorafgaande aan de wederrechtelijke aanranding door het latere slachtoffer kunnen onder omstandigheden in de weg staan aan het slagen van een beroep op noodweer(exces) door de verdachte. Dat is bijvoorbeeld het geval indien de verdachte de aanval heeft uitgelokt door provocatie van het latere slachtoffer en hij aldus uit was op een confrontatie. Die omstandigheid sluit, anders dan het hof heeft geoordeeld, op zichzelf niet uit dat – in aanmerking genomen de blijkens de gebezigde bewijsmiddelen door het hof vastgestelde (ernstige) agressie van Zuidema toen de verdachte en zijn collega’s ter plaatse waren gekomen – ten aanzien van de ten laste van de verdachte bewezenverklaarde gedragingen sprake was van een noodzakelijke verdediging in de zin van art. 41 Sr. Hetgeen het Hof heeft overwogen (…) is evenmin voldoende om te kunnen aannemen dat hier sprake is van een zodanige ‘eigen schuld’ (…) dat dit aan aanvaarding van het beroep op noodweer(exces) in de weg staat.
Dus ook in gevallen waarbij de verdachte de confrontatie zelf heeft opgezocht, kan nog met succes een beroep worden gedaan op noodweer, mits de verdachte in zijn recht stond.
Verweer advocaat
De raadsman heeft ter terechtzitting het volgende aangevoerd:
“Het gaat in het onderhavige geval om culpa in causa. Er is geen sprake van zwaar lichamelijk letsel. De meest aannemelijke gang van zaken is dat [slachtoffer] met een koevoet naar buiten kwam lopen. Mijns inziens is er met betrekking tot het slaan met de koevoet op het hoofd van [slachtoffer] sprake van een noodweersituatie. Had verdachte op dat moment nog kunnen wegrennen? Ik denk het niet. De verklaring die [betrokkene 1] bij de politierechter heeft afgelegd strookt niet met haar eerdere verklaring. Verdachte en zijn collega’s hebben enig risico genomen maar dat staat mijns inziens niet in de weg aan een succesvol beroep op noodweer. Er was sprake van een gerechtvaardigd belang. Deze zaak is vergelijkbaar met het arrest van de Hoge Raad van 29 april 1997, NJ 1997, 627. Verdachte kon niet weg. Er is wellicht sprake van een zekere mate van schuld maar zeker niet van dolus in causa. Verdachte doet een beroep op noodweer-exces. Ik verzoek uw hof het subsidiair ten laste gelegde bewezen te verklaren en verdachte ter zake van dat feit te ontslaan van alle rechtsvervolging.”
De verdediging betoogde hier met een beroep op NJ 1997, 627, dat de verdachte en zijn medeverdachte niet uit zijn geweest op een gewelddadige confrontatie. Het is niet zo dat de verdachte zich willens en wetens in een situatie heeft begeven waarin een agressieve reactie van het slachtoffer was te verwachten en dat om die reden er geen sprake kan zijn van een noodzakelijke verdediging. Wanneer daarbij uit de bewijsmiddelen niet volgt dat blijkt dat de verdachte op enig moment weg had kunnen gaan, is voldaan aan de eisen van subsidiariteit. Voorts handelde de verdachte, toen hij de koevoet in handen kreeg en daarmee sloeg, in een door de aanranding van slachtoffer veroorzaakte hevige gemoedsbeweging.
< Terug naar Noodweer