Hoofdelijke aansprakelijkheid bij ontnemingsmaatregel

De ontnemingsmaatregel kan hoofdelijk worden opgelegd. Dit betekent dat de rechter kan bepalen dat de verdachten een gezamenlijke betalingsverplichting hebben; ieder die veroordeeld is tot betaling van het ontnemingsbedrag, is verplicht om het volledige bedrag te betalen, maar wanneer de een heeft betaald, hoeven de anderen niet meer te betalen.

Hoofdelijke aansprakelijkheid in de wet

De wettelijke basis voor de hoofdelijke aansprakelijkheid bij de ontnemingsmaatregel is artikel 36e lid 7 Sr:

“Bij het vaststellen van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel op grond van het eerste en tweede lid ter zake van strafbare feiten die door twee of meer personen zijn gepleegd, kan de rechter bepalen dat deze hoofdelijk dan wel voor een door hem te bepalen deel aansprakelijk zijn voor de gezamenlijke betalingsverplichting.”

Achtergrond hoofdelijke aansprakelijkheid

De ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is reparatoir van aard en ziet daartoe op de ontneming van het voordeel dat door de daders van misdrijven is verkregen. De introductie van hoofdelijke aansprakelijkheid brengt daar geen verandering in. Wanneer sprake is van feiten die gezamenlijk zijn gepleegd, zal immers vaak niet goed kunnen worden achterhaald aan welke dader het wederrechtelijk verkregen voordeel precies is toegevallen. Gevolg is dat ontneming moeilijk is, terwijl vaststaat dat in het groepsverband een aanzienlijke winst is gemaakt. Door in dergelijke gevallen niet het individuele voordeel als uitgangspunt te nemen, maar het voordeel dat voorvloeit uit de gezamenlijk gepleegde misdrijven, kan de ontneming wel succesvol plaatsvinden. De toepassing van hoofdelijke aansprakelijkheid biedt hier met andere woorden de enige mogelijkheid om het doel van reparatie van de oorspronkelijke toestand te bereiken.

Wanneer hoofdelijke aansprakelijkheid ontnemingsmaatregel

Hoofdelijke aansprakelijkheid komt aan de orde wanneer er geen of onvoldoende aanknopingspunten bestaan voor de toerekening van wederrechtelijke verkregen voordeel aan de daders afzonderlijk, dan wel wanneer de mogelijkheid bestaat dat een van de daders een groter deel van het voordeel heeft genoten. De zittingsrechter zal het beste in staat zijn te beoordelen of van een dergelijke situatie sprake is. Daarom is de bevoegdheid tot toepassing van hoofdelijke aansprakelijkheid in het voorstel gegeven aan de rechter. Het betreft een facultatieve bevoegdheid, waarvan de rechter indien hij dit nodig acht gebruik kan maken bij het toerekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de daders.

Strijd met reparatoire karakter ontnemingsmaatregel

Afgevraagd kan worden of de hoofdelijke aansprakelijkheid bij de ontnemingsmaatregel niet in strijd is met het reparatoire karakter van de maatregel. Het kan namelijk zijn dat hierdoor een veroordeelde in een nadeligere positie wordt gebracht dan voor het plegen van het misdrijf omdat hij meer betaalt dan een ander.

Volgens de memorie van toelichting is dit niet het geval (Kamerstukken II, 2006 – 2007, 30 84, nr. 3 MvT):

“De hoofdelijke verplichting reikt maximaal tot het geldbedrag dat wordt opgelegd ter ontneming van het totale wederrechtelijke verkregen voordeel dat ontstaan is door de in vereniging gepleegde feiten. Hoewel de regeling dit niet tot doel heeft, zou het kunnen voorkomen dat toepassing van de hoofdelijke aansprakelijkheid tot gevolg heeft dat een van de daders voor een groter deel wordt aangeslagen, dan hij daadwerkelijk heeft genoten. In een dergelijk geval krijgt deze dader een civielrechtelijke vordering op zijn mededaders.”

De Hoge Raad is echter kritisch en oordeelde op 7 april 2015 (ECLI:NL:HR:2015:878) dat rechters terughoudend met de hoofdelijke aansprakelijkheid om moeten gaan:

“Het opleggen van een hoofdelijke betalingsverplichting voor het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zonder dat is kunnen worden vastgesteld dat de ‘schuldenaar’ dat voordeel heeft verkregen, zal doorgaans in strijd zijn met het uitgangspunt dat slechts voordeel kan worden ontnomen dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald. Alleen indien het verkregen wederrechtelijk voordeel als ‘gemeenschappelijk voordeel’ kan worden aangemerkt waarover ieder van de mededaders kan beschikken of heeft kunnen beschikken, tast oplegging van een hoofdelijke betalingsverplichting het karakter van de ontnemingsmaatregel niet aan. Dit ‘gemeenschappelijk voordeel’ kan dan aan ieder van de mededaders voor het geheel worden toegerekend.” Het enkele feit dat geen duidelijkheid wordt verschaft over de verdeling van “de buit” levert aldus geen hoofdelijke aansprakelijkheid op. Voor hoofdelijke aansprakelijkheid is enkel plaats als beide veroordeelden ook beschikken – of de beschikking hebben gehad – over dit voordeel. Alleen op deze manier wordt rechtgedaan aan het reparatoire karakter van de maatregel. De Hoge Raad voorziet dat hoofdelijke aansprakelijkheid zich slechts in een beperkt aantal gevallen zal voordoen. Wat ons betreft een terechte uitspraak.

 

Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden