Noodweer bij mishandeling door verdachte inbraak
Een verdachte van een inbraak werd door de aangevers aangevallen en heeft zich tegen deze aanval verweerd. Het gerechtshof heeft geoordeeld dat deze verdediging gerechtvaardigd was (Gerechtshof Amsterdam, 20 maart 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:928):
Naar het oordeel van het hof is de feitelijke toedracht zoals door de verdachte voor het beroep op noodweer is aangevoerd, aannemelijk geworden. Het hof heeft hierbij met name gelet op de omstandigheid dat de aangevers – die ten aanzien van de tenlastegelegde mishandeling niet als onafhankelijke getuigen kunnen worden aangemerkt – op een enkele duw na ontkennen dat zij geweld hebben gebruikt tegen de verdachte, terwijl door verbalisanten wel degelijk letsel bij de verdachte is geconstateerd en zij een worsteling tussen de verdachte en de aangevers hebben waargenomen. Daarbij komt dat de aangevers de verdachte aanspraken omdat zij ervan overtuigd waren dat de verdachte kort tevoren in de auto van één van hen had ingebroken. Nu het hof op basis van de inhoud van het dossier aannemelijk acht dat de verdachte zich noodzakelijkerwijs moest verdedigen tegen een (ogenblikkelijke en wederrechtelijke) aanval door de aangevers en aldus sprake is van een rechtvaardigingsgrond voor het toebrengen van lichamelijk letsel aan [getuige2] en [getuige 3], zodat niet kan worden bewezen dat sprake was van mishandeling, zal de verdachte worden vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 (van parketnummer 13-698591-16) is ten laste gelegd.
< Terug naar Noodweer