Noodweer bij schieten door politieagent

Wanneer een politieagent, overeenkomstig de geldende Ambtsinstructie, gebruik maakt van zijn vuurwapen, kan hierbij onder omstandigheden sprake zijn van noodweer. De laatste tijd verschijnen enkele interessante uitspraken.

Beoordelingskader bij schieten door politieagent

Op grond van artikel 41 Sr is een verdachte, die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, niet strafbaar.

Een ogenblikkelijke aanranding omvat tevens een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding. Dit onmiddellijk dreigende gevaar dient dan wel zodanig bedreigend te zijn voor de verdachte dat het kan worden aangemerkt als een ogenblikkelijke aanranding in de zin van voornoemd artikel. De gestelde aanranding moet in redelijkheid beschouwd zodanig bedreigend zijn dat deze kan worden aangemerkt als ogenblikkelijke aanranding in de zin van artikel 41 Sr.

Vervolgens dient te worden bezien of de daartegen door verdachte verrichte gedraging was geboden door de noodzakelijke verdediging. Hierin ligt besloten dat het handelen van verdachte moet voldoen aan de proportionaliteits- en subsidiariteitseis. Dit betekent dat getoetst dient te worden of de verdediging tegen de aanranding noodzakelijk was, respectievelijk of de gekozen wijze van verdediging tegen de aanranding geboden was. Daarbij kan de persoon van degene die zich op noodweer beroept van belang zijn.

Aan de subsidiariteitseis is niet voldaan indien de verdachte zich niet behoefde te verdedigen en er dus geen noodzaak tot verdediging bestond. Daarvan is bijvoorbeeld sprake indien de verdachte zich niet alleen aan de aanranding had kunnen, maar zich daar ook aan had moeten onttrekken. Daartoe moet voor de verdachte een reële mogelijkheid hebben bestaan. Onttrekking moet voorts van de verdachte kunnen worden gevergd. Dit behoeft bijvoorbeeld niet het geval te zijn wanneer de situatie zo bedreigend is dat zich onttrekken aan de aanranding geen reëel alternatief is. Ook bij een aanranding van anderen kan zich het geval voordoen dat men zich niet behoeft te onttrekken aan de aanranding. Bovendien kan iemands hoedanigheid, bijvoorbeeld die van politieambtenaar, hier van belang zijn.

De proportionaliteitseis strekt ertoe om niet ook dan een gedraging straffeloos te doen zijn indien zij, als verdedigingsmiddel, niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding. De keuze van het verdedigingsmiddel en de wijze waarop het is gebruikt, staan bij de beoordeling van de proportionaliteit centraal.

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 7 december 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:5462

Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij, nadat hij bij de parkeerplaats van “ [naam coffeeshop] ” was aangekomen, naar het rechter voorportier van de auto van [betrokkene 2] is gerend om dit te openen. Dat lukte niet. Vervolgens is de auto, bestuurd door [betrokkene 2] in beweging gekomen. Verdachte heeft op het dak van de auto geslagen en kenbaar gemaakt dat de auto moest stoppen. Ook heeft hij met zijn dienstwapen geprobeerd de ruit van het rechter voorportier stuk te slaan. Ook dat lukte niet. Op enig moment lukte het [betrokkene 2] om de auto te draaien zodat hij in de richting van de uitgang van de parkeerplaats kon gaan rijden. Daarbij piepten de banden en gromde de motor. Verdachte was geconcentreerd op [betrokkene 2] , maar zag vanuit zijn ooghoeken dat collega’s die ook bij de actie betrokken waren gevaarlijk voor de auto van [betrokkene 2] stonden. Hij zag de schimmen van de collega’s. Toen hij de auto van [betrokkene 2] vol gas richting zijn collega’s zag gaan, was de controle volledig weg. Toen dacht hij: “Hij rijdt ons kapot, hij moet gestopt worden.” en “Ik moet schieten, nu.” De auto van [betrokkene 2] moest stoppen. Verdachte heeft gemikt op de romp. Hij zag wat hij in beeld had en daar schoot hij op. Verdachte kon geen waarschuwingsschot geven omdat het allemaal heel snel ging. Het voorval speelde zich af in luttele seconden. [betrokkene 2] wilde koste wat kost weg komen. Verdachte had niet de regie over die auto. Nadat [betrokkene 2] zich had vast gereden was het gevaar nog niet voorbij. De motor bleef ronken.

Uit de verklaring van [getuige 1] , afgelegd ter terechtzitting van het hof blijkt dat toen [getuige 1] in de baan van de auto stond, hij zijn wapen trok en richtte op [betrokkene 2] en daarna uit de baan van de auto is gegaan. Het incident duurde maar kort en vond plaats op een kleine omsloten ruimte.

De verklaring van [getuige 2] afgelegd tegenover de Rijksrecherche op 23 augustus 2013 houdt voor zover hier van belang zakelijk weergegeven het volgende in.

[betrokkene 2] wist zijn voertuig met snelheid rechtsom te draaien, zodat hij in zijn richting en die van [getuige 1] kwam te staan. Hij zag [verdachte] op dat moment aan de passagierszijde van het voertuig staan. Ook zag hij [getuige 1] met zijn wapen in zijn handen. Vervolgens gaf de bestuurder vol gas en zag hij de auto in beweging. Daarna hoorde hij een schot vallen en een ruit sneuvelen. Hij sprong weg en zag op dat moment [verdachte] met zijn wapen in de hand staan. Hij verklaart dat hij op het moment dat het voertuig van [betrokkene 2] in zijn richting kwam, hij ook zijn wapen in zijn hand had. De wagen van [betrokkene 2] ramde vervolgens de auto waar [getuige 1] en hij in hadden gezeten en een andere auto. [betrokkene 2] bleef gas geven.

Van het incident zijn camerabeelden met tijdsregistratie gemaakt. Het NFI heeft deze beelden bewerkt en de daarop voorkomende personen van een kleurkoker voorzien. Deze NFI animatie is uitvoerig getoond en besproken op de zitting van het hof. Daarbij is het volgende waargenomen.

  • Op tijdstip 20:57:10:72 is verdachte (lichtbruine koker) in beeld;
  • Tussen de tijdstippen 20:57:10:12 tot en met 20:57:11:32 verplaatst [getuige 1] (mintgroene koker) zich van voor de auto van [betrokkene 2] naar rechts van die auto;
  • Op tijdstip 20:57:11:92 staat verdachte voorovergebogen bij het rechter voorportierraam van de auto van [betrokkene 2] ;
  • Na het tijdstip van 20:57:11:92 begint de auto van [betrokkene 2] naar voren te rijden;
  • Op tijdstip 20:57:12:22 staat verdachte naast het raam van bijrijder [betrokkene 1] ;
  • Op tijdstip 20:57:12:82 staat verdachte nog ter hoogte van het raam van [betrokkene 1] , iets meer naar de achterzijde van de auto;
  • Tussen de tijdstippen 20:57:12:22 en 20:57:13:12 staat [getuige 2] (rode koker) rechts voor en voor de auto van [betrokkene 2] .

Uit de vorenstaande feiten en omstandigheden leidt het hof het volgende af.

Uit de verklaring van verdachte en de getuige [getuige 2] , zoals hiervoor weergegeven in combinatie met de positie van verdachte volgens de tijdsregistratie, leidt het hof af dat verdachte heeft geschoten op of omstreeks het tijdstip 20:57:12:22.

Uit de tijdsregistratie bij de camerabeelden blijkt dat tussen de verplaatsing van [getuige 1] van vóór de auto van [betrokkene 2] naar rechts (20:57:10:12) en het laatstgenoemde tijdstip waarop [getuige 2] zich vóór die auto bevindt (20:57:13:12) drie seconden verstrijken. In dat tijdsbestek is sprake geweest van onmiddellijk dreigende aanrandingen van [getuige 2] en [getuige 1] .

Op het moment van het schot stond [getuige 2] (rechts) voor de auto van [betrokkene 2] en heeft verdachte met zijn schot in ieder geval gereageerd op die onmiddellijk dreigende aanranding.

Verdachte heeft voorafgaand aan het schieten tegen de inzittenden van het voertuig geroepen dat ze moesten stoppen. Verder heeft hij geprobeerd het bijrijdersportier te openen, maar dat was afgesloten. Ook heeft verdachte geprobeerd met zijn wapen de rechter voorportierruit in te slaan en heeft hij ook nog op het dak van de auto geslagen. Toen al deze minder ingrijpende mogelijkheden om de uitbrekende auto te stoppen waren uitgeput en bovengenoemde onmiddellijke dreigende aanrandingen zich aandienden heeft verdachte gebruik gemaakt van zijn dienstwapen en zo geprobeerd het voertuig van [betrokkene 2] , die er blijk van gaf hoe dan ook weg te willen komen, te stoppen. Het hof acht dit gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden proportioneel, zowel voor wat betreft de keuze van het gebruikte middel als ook de wijze waarop dit is ingezet. Er restte verdachte geen andere reële mogelijkheid meer.

Ook is het hof van oordeel dat aan het subsidiariteitsvereiste is voldaan. Het zich onttrekken aan de situatie was in dit geval ook geen reëel alternatief. Het was immers een hectische en gevaarlijke situatie in een beperkte ruimte waarin de gebeurtenissen waar het hier om gaat, zich in een uiterst korte tijd voltrokken. De aanhouding op de parkeerplaats was niet als zodanig voorbereid en verliep doordat [betrokkene 2] niet meewerkte onvoorzien. Daarom moest worden gehandeld naar bevind van zaken. Bovendien mag juist van een getrainde politiefunctionaris als verdachte worden verwacht in situaties als deze handelend op te treden. Er kon van hem gegeven de omstandigheden redelijkerwijs niet worden gevergd om anders op te treden dan hij heeft gedaan.

In dit verband merkt het hof nog op dat door het handelen van [betrokkene 2] op de parkeerplaats de verdenking ontstond ter zake van poging doodslag op in ieder geval [getuige 2] en [getuige 1] , welke feiten zijn bedreigd met meer dan 4 jaar gevangenisstraf en een ernstige inbreuk vormen op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer. Omdat [betrokkene 2] zich tevens aan aanhouding trachtte te onttrekken werd ook voldaan aan de vereisten van artikel 7 lid 1 sub b van de Ambtsinstructie, zodat ook om die reden gebruik van het wapen geoorloofd was.

 

< Terug naar Noodweer
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden