Noodweer verweer realistisch beoordelen
Bij noodweer schiet je als het ware in een soort overlevingsmodus. De primitieve overlevingsinstincten treden in werking. Je gaat als het ware handelen als een soort Neanderthaler. Vaak gebeurt het onverwachts, ongevraagd, en doorgaans ben je ongeoefend en dan moet je je wel verdedigen. Het is dan niet de bedoeling om de noodweersituatie te juridisch te beoordelen. We moeten wel met een realistische blik de hele situatie bekijken. De A-G schrift bij ECLI:NL:HR:2020:1685 het volgende hierover:.
De Hoge Raad heeft in zijn overzichtsarrest inzake noodweer(exces) van 2016 onder meer overwogen dat in het voor noodweer geldende vereiste dat de gedraging is “geboden door de noodzakelijke verdediging” zowel de subsidiariteits- als de proportionaliteitseis tot uitdrukking wordt gebracht. De in het verband van de proportionaliteiteis geldende maatstaf luidt of de gedraging als verdedigingsmiddel niet in onredelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding. De keuze van het verdedigingsmiddel en de wijze waarop het is gebruikt, staan bij de beoordeling van de proportionaliteit centraal. De Hullu schrijft over het ‘geboden zijn’ van de verdediging het volgende (hier met weglating van de voetnoten):
“Moderner uitgedrukt gaat het om de toets of de verdediging proportioneel was, vooral de keuze van de verdedigingswijze (bijvoorbeeld slaan, steken of schieten) en de intensiteit ervan (zo veel en zo hard slaan, schieten op vitale of minder vitale lichaamsdelen). Die proportionaliteitstoets wordt vooral door de omstandigheden van het geval bepaald. In recente rechtspraak wordt echter duidelijk aangegeven dat ‘de proportionaliteitstoets ertoe strekt om niet ook dan een gedraging straffeloos te doen zijn indien zij – als verdedigingsmiddel – niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding’ alsmede dat die maatstaf tot een terughoudende toetsing van de verdediging noopt. De precieze manier van verdedigen behoeft dus zeker niet de beste te zijn.
De wetgever heeft mijns inziens inderdaad beoogd om ‘wanverhoudingen’ tussen doel en middel, disproportionaliteit buiten de noodweerbevoegdheid te houden. Het proportionaliteitsvereiste zou dan in ieder geval excessen eruit moeten zeven (zoals het doodsteken van iemand die bij een beroving minder dan één gram cocaïne en tien gulden heeft buitgemaakt) en voor een (niet te zwaar aangezette) redelijkheidstoetsing moeten zorgen. Het is niet de bedoeling geweest om de gekozen verdediging op een weegschaal te leggen en de vraag te stellen of de verdediging optimaal is geweest. Een wat ruimhartiger toetsing van de proportionaliteit past ook bij het rechtsordehandhavingsaspect van noodweer. Het doet bovendien recht aan de psychologische werkelijkheid van de burger ten tijde van de aanranding; ongevraagd, onverwacht en doorgaans ongeoefend heeft deze zich immers moeten verdedigen en dat kan tot een wat mildere beoordeling van de proportionaliteit leiden. Een zekere ruimhartigheid lijkt ook te passen bij de tijdgeest in onze ‘veiligheidsmaatschappij’. Van belang kan hier overigens ook worden het bestaan van noodweerexces, dat begrijpelijke overschrijdingen van vooral de proportionaliteit kan verontschuldigen.
< Terug naar Noodweer