Noodweer bij zwaaien met mes nadat verdachte was vastgehouden

De verdachte wordt in zijn woning stevig beetgehouden, tegen een dressoir gegooid, van de trap af getrokken en bij zijn shirt vastgehouden. Op enig moment ziet hij kans om met een mes om zich heen te zwaaien om zijn belagers van zich af te krijgen. Het gerechtshof vond die handeling niet proportioneel, maar de Hoge Raad casseert. De Hoge Raad komt toch tot noodweer (Hoge Raad, 27 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1162)

Beoordelingskader

De proportionaliteitseis bij noodweer strekt ertoe om niet ook dan een gedraging straffeloos te doen zijn indien zij – als verdedigingsmiddel – niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding. De in dat verband – tot terughoudendheid nopende – maatstaf luidt of de gedraging als verdedigingsmiddel niet in onredelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding. De keuze van het verdedigingsmiddel en de wijze waarop het is gebruikt, staan bij de beoordeling van de proportionaliteit centraal (Hoge Raad 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456, NJ 2016/316, NbSr 2016/106, noot J.S. Nan, rov. 3.5.3.)

Hof: geen noodweer

Hof: Bij de beoordeling van het proportionaliteitsvereiste is beslissend dat het verdedigingsmiddel niet in onredelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding. Het hof is van oordeel dat het zich verdedigen van de verdachte tegen het enkel stevig beetgehouden worden door Hendrik P. door een zwaaiende beweging met een mes in de richting van het bovenlichaam van Hendrik P. te maken, niet proportioneel is. Naar het oordeel van het hof staat dit verdedigingsmiddel niet in redelijke verhouding tot de ernst van de aanranding.

Hoge Raad: wel noodweer

HR: Het Hof heeft de vraag centraal gesteld “of de verdedigingshandeling – het maken van een zwaaiende beweging met een mes dichtbij het bovenlichaam van Hendrik P. – voldoet aan de eisen van proportionaliteit” en geoordeeld dat die vraag ontkennend moet worden beantwoord omdat deze handeling niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding (het enkel stevig beetgehouden worden door Hendrik P.). Dat oordeel is, mede gelet op hetgeen hiervoor onder 2.3 is vooropgesteld, niet zonder meer begrijpelijk. Daarbij heeft de Hoge Raad mede in aanmerking genomen dat het Hof in zijn beoordeling kennelijk alleen heeft betrokken de wederrechtelijke aanranding van de verdachte voor zover deze bestond uit het buiten onderaan de trap stevig beethouden van de verdachte door Hendrik P., terwijl het Hof blijkens de hiervoor onder 2.2.3 weergegeven overwegingen tevens heeft vastgesteld dat daaraan voorafgaand Hendrik P. de benedendeur van de woning van de verdachte heeft geforceerd terwijl de verdachte in zijn bovenwoning lag te slapen en in de bovenwoning de verdachte tegen het dressoir heeft gesmeten en de verdachte vervolgens – nadat hij in de gelegenheid was gesteld zich aan te kleden – mee naar beneden moest en door Hendrik P., die hem stevig bij zijn shirt beet hield, mee de trap af is getrokken.

< Terug naar Noodweer
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden