Ontoerekeningsvatbaarheid
Van ontoerekeningsvatbaarheid is sprake als het strafbare feit niet of slechts in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend. Redenen om het feit niet of in verminderde mate toe te rekenen zijn een gebrek in de ontwikkeling of een ziekelijke stoornis in de geestvermogens.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van ontoerekenbaarheid moet aan drie vereisten worden voldaan:
1. er moet bij de dader een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestaan op het moment van de delictsgedraging,
2. er dient sprake te zijn van een causaal verband tussen de vastgestelde abnormale geestesgesteldheid en de verweten gedraging, en
3. de abnormale geestesgesteldheid moet zodanig zijn dat zij aan de toerekening van het feit aan de dader in de weg staat.
Er bestaan verschillende gradaties in de mate van toerekening:
- volledig toerekeningsvatbaar
- verminderd toerekeningsvatbaar
- sterk verminder toerekeningsvatbaar
- ontoerekeningsvatbaar
Gedragskundig rapport
De mate van toerekeningsvatbaarheid dient door gedragskundigen (psychiater / psycholoog) te worden vastgesteld. In een gedragskundig rapport adviseren zij de rechter of, en zo ja in welke mate het feit aan de verdachte is toe te rekenen en welke strafafdoeningsmodaliteit en meest passend is ter voorkoming van recidive. Bij het onderzoek dienen de gedragsdeskundigen de Richtlijn psychiatrisch onderzoek in strafzaken in acht te nemen.