Schuldbegrip uitgelegd
Bij de totstandkoming van het Wetboek van Strafrecht heeft de wetgever zich niet gewaagd aan een omschrijving van de in culpose misdrijven als bestanddeel opgenomen schuld. Van schuld wordt gemeld dat het de zuivere tegenstelling is van opzet aan de ene zijde, toeval aan de andere zijde. “Gebrek aan het noodige nadenken, aan de noodige kennis of aan het noodige beleid, ziedaar het wezen van alle schuld.” Niet iedere schuld is voldoende. Het zou moeten gaan om grove schuld ( Smidt I, blz. 78, 79.).
Om de culpa op soortgelijke wijze in te vullen als het opzet is in de literatuur de kern van de schuld wel gezocht in het ontbreken van een bepaald besef waarover de dader wel had kunnen beschikken, een vorm van vermijdbare dwaling dus, die ten aanzien van het gevolg van gedrag ook wel wordt omschreven in termen van voorzienbaarheid. Daarmee is de beschrijving van de culpa niet compleet. Want de wet richt zich tot die gevallen van niet weten of niet voorzien waarin weten of voorzien plicht is. Culpa omvat – in termen toegesneden op culpose gevolgsdelicten – alleen de gevallen waarin de dader niet alleen over beter inzicht in aard en gevolgen van zijn handelen of nalaten kon beschikken maar daarover ook behoorde te beschikken. Voor delicten waarbij de schuld is gerelateerd aan enig gevolg komt daar nog een derde element bij. Het ongeoorloofde gebrek aan inzicht is rechtens alleen relevant wanneer dit tot uiting komt in gedrag dat niet beantwoordt aan maatstaven van uiterlijke zorgvuldigheid. Pas wanneer gedrag niet voldoet aan die maatstaven kan van het gevolg van iemands handelen worden gezegd dat het aan diens schuld te wijten is.