Geen detentieongeschiktheid vanwege leeftijd en gezondheid
Detentieongeschiktheid wordt niet snel aangenomen. Slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden is er sprake van detentieongeschiktheid. Dit blijkt wel uit de jurisprudentie.
Geen detentieongeschiktheid; in PI speciale voorzieningen
Rechtbank Noord-Nederland, 4 september 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:4195
De rechtbank stelt allereerst vast dat niet is komen vast te staan dat verdachte in absolute zin detentieongeschikt is. Die conclusie kan in elk geval niet volgen uit het summiere rapport dat op verzoek van de verdediging is opgesteld door de GGD-arts, nu dat vrijwel geheel is gebaseerd op informatie verkregen van de verdachte zelf of zijn directe omgeving.
Daarbij neemt de rechtbank in ogenschouw dat detentieongeschiktheid in het algemeen niet snel wordt aangenomen. Het gaat om een beoordeling van de zorgbehoefte en de eventuele medische risico’s. In beginsel kan alle zorg die thuis mogelijk is, ook binnen detentie geleverd worden. Zelfs bestaat de mogelijkheid dat de veroordeelde in een zorginstelling wordt geplaatst onder verantwoordelijkheid van de Dienst Justitiële Inrichtingen.
De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging om de zaak aan te houden teneinde de detentie(on)geschiktheid van verdachte nader te laten onderzoeken af. Een onderzoek thans heeft naar het oordeel van de rechtbank geen toegevoegde waarde, nu daadwerkelijke detentie nog niet aan de orde is. Dat geldt temeer nu de gezondheidsklachten van verdachte grotendeels verband houden met zijn leeftijd, en er in dat opzicht niet op enig moment sprake zal zijn van een stabiele eindsituatie.
Uit eigen waarneming heeft de rechtbank kunnen constateren dat de fysieke gezondheid van verdachte weliswaar broos is, maar dat maakt detentie op zichzelf niet onmogelijk. Er zijn immers voldoende mogelijkheden om bij het ondergaan van detentie rekening te houden met fysieke beperkingen van veroordeelden. Verdachte is, mede door zijn gevorderde leeftijd, kwetsbaar, maar niet in die mate dat reeds daarom detentie is uitgesloten. Bovendien blijkt uit eerder genoemd GGD-onderzoek dat de klachten van verdachte deels zijn toe te schrijven aan de omstandigheid dat hij medicijnen weigert. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat uit de ondervraging op locatie en de berekenende wijze waarop verdachte op vragen reageert, de stellige indruk ontstaat dat verdachte in geestelijk opzicht goed gezond lijkt te zijn.