Geen schending vertrouwensbeginsel bij mededeling sepot aan advocaat
Wanneer de mededeling dat een strafzaak wordt geseponeerd aan de advocaat wordt gemeld en niet aan de verdachte zelf, kan de verdachte hier later niet met succes een beroep doen op de schending van het vertrouwensbeginsel. Dit volgt uit een uitspraak van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 14 augustus 2014, ECLI:NL:GHSHE:2015:3013.
Uitspraak hof:
“Namens verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd, dat het beroepen vonnis dient te worden vernietigd en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging. Daartoe is aangevoerd dat door de politie aan de secretaresse van de raadsman op 7 februari 2013 de mededeling is gedaan dat verdachte was heengezonden en de zaak niet naar het openbaar ministerie zou worden verzonden.
Het hof stelt ten aanzien van het aangevoerde voorop dat in art. 167, eerste lid, Sv aan het openbaar ministerie de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het openbaar ministerie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. Zo’n uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet nadat door het openbaar ministerie gedane, of aan het openbaar ministerie toe te rekenen, uitlatingen (of daarmee gelijk te stellen gedragingen) bij de verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat hij niet (verder) zal worden vervolgd.
Het hof overweegt dat de mededeling zoals aangevoerd namens verdachte – welke mededeling is gedaan aan de secretaresse van de raadsman en niet aan verdachte zelf – gelet op zijn inhoud zonder nadere uitleg niet kan worden opgevat als een toezegging dat verdachte in onderhavige strafzaak niet zou worden vervolgd. Het had op de weg van de verdediging gelegen de politie hierover – bij voorkeur schriftelijk – een nadere toelichting te vragen. Niet is gebleken dat de verdediging met betrekking tot deze mededeling nadere inlichtingen heeft ingewonnen. Onder deze omstandigheden kon en mocht verdachte aan deze aan de secretaresse van zijn raadsman gedane mededeling niet het vertrouwen ontlenen dat hij ter zake van onderhavige feiten niet zou worden vervolgd.
Ook de omstandigheid dat verdachte met betrekking tot deze feiten niet bij de rechter-commissaris is voorgeleid, zoals betoogd door de verdediging, kan zulks niet met zich meebrengen.”