Aanwezig zijn en in vluchtauto zitten onvoldoende voor medeplegen
Op basis van voornoemde feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat op 12 oktober 2015 te Bussum een poging inbraak (poging snelkraak) heeft plaatsgevonden en dat verdachte daarbij aanwezig was. Ten aanzien van verdachtes rol daarbij kan uit de bewijsvoering niet meer worden afgeleid dan dat hij bij de poging tot inbraak aanwezig is geweest en dat hij samen met de medeverdachten in één van de vluchtauto’s heeft gezeten en naar Huizen is gereden, waar hij vervolgens is aangehouden. Dit is onvoldoende om te kunnen komen tot het bewijs van het medeplegen van deze poging snelkraak, zoals ten laste is gelegd. Voor een bewezenverklaring van medeplegen is immers vereist dat komt vast te staan dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking, zo blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 2 december 2014 (ECLI: HR 2014:3474). De kwalificatie medeplegen is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde -intellectuele en/of materiële- bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel over de vraag of sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip, waarbij aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt, zo blijkt uit de overwegingen van de Hoge Raad.
Uit de hiervoor aangehaalde feiten en omstandigheden valt niet op te maken of verdachte weet had van hetgeen stond te gebeuren, of hij op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de planning van de snelkraak en welke rol verdachte heeft gehad bij een gezamenlijke uitvoering voorafgaand aan, tijdens en na afloop van de poging inbraak. Uit de bewijsmiddelen blijkt weliswaar dat hij bij de poging snelkraak aanwezig is geweest en dat hij zich daarvan niet heeft gedistantieerd, maar niet dat verdachte een intellectuele of materiële bijdrage heeft geleverd en dat die van voldoende gewicht is om te kunnen vaststellen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij verdachte en de medeverdachten bij het plegen van de poging inbraak. Dat verdachte en de medeverdachten geen of, in het geval van één medeverdachte, geen verifieerbare, verklaring hebben willen afleggen maakt dit niet anders.
Rb Midden-Nederland, 22 april 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:2354