Beperkt hoger beroep bij TUL niet toegestaan

De advocaat van de verdachte had het hoger beroep beperkt door op de appelakte aan te geven dat het hoger beroep niet was gericht tegen de afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. Een dergelijke beperking van het hoger beroep is echter niet toegestaan. De verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep (ECLI:NL:GHSGR:2003:AM2579).

Beperkt hoger beroep

Het hoger beroep heeft zich gericht tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 april 2003, voorzover dit niet betrof de afwijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling, hetgeen blijkt uit de op de akte geplaatste aantekening “Niet tegen de TUL!”. Die vermelding kan niet anders worden verstaan dan dat aldus niet tegen het vonnis in zijn geheel hoger beroep is ingesteld.

Beperkt hoger beroep niet toegestaan tav TUL

De mogelijkheid van een behandeling door de rechtbank van de vordering tot tenuitvoerlegging gecombineerd met de vervolging terzake van een nieuw feit vloeit voort uit het bepaalde in artikel 14g, derde lid Sr . In dat geval valt uit artikel 14j, eerste lid, Sr af te leiden dat de beslissing omtrent de tenuitvoerlegging, onderdeel uitmakend van de uitspraak ter zake van het nieuwe strafbare feit, met die uitspraak voor hoger beroep vatbaar is. De memorie van toelichting (p. 17) op het desbetreffende wetsvoorstel (18 764) geeft omtrent de mogelijkheid van hoger beroep tegen een uit een dergelijke behandeling voortvloeiende beslissing als volgt uitsluitsel: “De ratio om een gezamenlijke behandeling mogelijk te maken van de vordering tot tenuitvoerlegging en de vervolging van een nieuw feit, en daarover in één vonnis uitspraak te verkrijgen, noopt er tevens toe hoger beroep slechts tegen dat vonnis in zijn geheel toe te laten. Artikel 407, eerste lid, Sv . is derhalve op een dergelijk vonnis onverkort toepasselijk. “

Nu de onderhavige beperking van het hoger beroep in strijd is met het bepaalde in artikel 407, eerste lid, Sv kan de verdachte in dat hoger beroep niet worden ontvangen. Het hof heeft daarbij overwogen dat van vermijding van deze verstrekkende consequentie (die in andere gevallen van defecten bij het instellen van rechtsmiddelen niet ongebruikelijk is, en wel door toepassing van conversie indien het verkeerde rechtsmiddel is ingesteld, of door de verdachte te sauveren indien bij het instellen formaliteiten niet in acht zijn genomen, waarop een (niet-rechtsgeleerde) verdachte had moeten worden geattendeerd, vgl. HR 29-1-2002 AD6200) in de onderhavige zaak geen sprake kan zijn. De beslissing om – met de daarmee corresponderende proceskansen en -risico’s – het hoger beroep in volle omvang in te stellen, dan wel (tot een of meer gevoegde zaken) te beperken, dient (zo niet gelijktijdig met het instellen van het rechtsmiddel, dan toch in ieder geval) binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijn kenbaar te worden gemaakt; een nadere positiebepaling in een later stadium, bijvoorbeeld naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen en/of inzichten, is met dat termijnvoorschrift onverenigbaar. Het hof heeft ten slotte in zijn overwegingen betrokken dat in de onderhavige zaak – nadat de advocaat-generaal bij requisitoir als haar standpunt kenbaar had gemaakt dat de verdachte wegens niet-naleving van artikel 407 Sv niet-ontvan kelijk in zijn hoger beroep dient te worden verklaard – de verdediging ermee heeft volstaan kenbaar te maken dat haars inziens het hoger beroep wel degelijk ontvankelijk is, maar niét heeft aangegeven dat zij het hoger beroep abusievelijk heeft beperkt, noch dat de verdediging heeft verkozen die beperking te laten vallen.

< Terug naar Hoger beroep
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden