Brengen en ophalen bij overval is onvoldoende voor medeplegen

De omstandigheden dat de verdachte de twee medeverdachten, die als passagier in de door hem bestuurde auto zaten, naar de plaats delict heeft gebracht, met draaiende motor in de auto is blijven wachten nadat de medeverdachten de auto daar hadden verlaten, de bestuurder van een andere auto, die vóór hem wilde parkeren, heeft gemaand weg te gaan, de beide achterportieren van de auto heeft opengehouden en een vrije vluchtweg heeft willen creëren voor de medeverdachten zijn onvoldoende om medeplegen aan te nemen.
Het gaat hier om gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht en leveren geen nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering “voorafgaand aan” en “na afloop van” de beroving op. Dat is de conclusie van de Hoge Raad in zijn arrest van 14 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:928.

HR: geen medeplegen

2.2.3.

Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:

“De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft medegepleegd, nu niet blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft – zo bewezen mocht zijn dat hij de auto bij dit feit heeft bestuurd – slechts een ondersteunende rol als chauffeur van de vluchtauto gehad. Niets wijst op betrokkenheid van verdachte bij de voorbereiding en uitvoering van het tenlastegelegde. In ieder geval heeft verdachte geen (voorwaardelijk) opzet gehad op de omstandigheid dat niet alleen de tas van [betrokkene 1] werd weggenomen, maar dat ook werd gepoogd de tas van [betrokkene 3] weg te nemen.

Het hof verwerpt deze verweren. Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte zijn twee mededaders, die als passagier in de door hem bestuurde auto zaten, naar de desbetreffende plaats delict heeft gebracht. Nadat zij de auto daar hadden verlaten, is verdachte met draaiende motor in de auto blijven wachten. Hij maande de bestuurder van een andere auto, die voor hem wilde parkeren, weg te gaan en hield de beide achterportieren van de auto open. Het hof leidt uit die omstandigheden af dat verdachte kennelijk een vrije vluchtweg wilde creëren voor hem en zijn mededaders. Toen zijn mededaders gemaskerd en in bezit van de tas van [betrokkene 1], waarin zich een aanzienlijk geldbedrag bevond (13.750,- euro), weer waren terug gerend naar de auto en vervolgens op de achterbank hadden plaatsgenomen, is verdachte met hoge snelheid weggereden.

Uit voornoemde feitelijkheden – in onderling verband en samenhang bezien – leidt het hof af dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist dat de het – kort gezegd – de bedoeling was iemand te beroven. Bij dit oordeel heeft het hof betrokken dat verdachte hier geen alternatief scenario tegenover heeft gesteld, integendeel hij heeft iedere betrokkenheid bij dit feit ontkend. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van alle hierboven geschetste feiten en omstandigheden leidt het hof mede af, dat sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering voorafgaand aan de beroving en na afloop van de beroving, dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt.

Daarbij is het hof van oordeel dat verdachte -wederom in het bijzonder gelet op het feit dat hij geenalternatief scenario heeft aannemelijk gemaakt of zelfs maar heeft genoemd- bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn mededaders niet alleen één vrouw/meisje daadwerkelijk van een tas beroofden, maar dat ook is gepoogd een andere vrouw/ander meisje van haar tas te beroven, die in haar gezelschap verkeerde.”

2.3.

In zijn arrest van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid en meer in het bijzonder met het oog op gevallen waarin het medeplegen niet bestaat in gezamenlijke uitvoering. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is.

Indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), rust op de rechter de taak om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.

2.4.Het Hof heeft voor zijn oordeel dat het verweer dat de verdachte zich op zijn hoogst aan medeplichtigheid heeft schuldig gemaakt moet worden verworpen omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het “medeplegen” van diefstal en poging tot diefstal, kennelijk vooral betekenis toegekend aan de omstandigheden dat de verdachte de twee medeverdachten, die als passagier in de door hem bestuurde auto zaten, naar de plaats delict heeft gebracht, met draaiende motor in de auto is blijven wachten nadat de medeverdachten de auto daar hadden verlaten, de bestuurder van een andere auto, die vóór hem wilde parkeren, heeft gemaand weg te gaan, de beide achterportieren van de auto heeft opengehouden en een vrije vluchtweg heeft willen creëren voor de medeverdachten. Nu deze door het Hof in aanmerking genomen omstandigheden bestaan uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht en het Hof uit die omstandigheden heeft afgeleid dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering “voorafgaand aan” en “na afloop van” de beroving, is ’s Hofs oordeel dat de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van de beroving, ontoereikend gemotiveerd. Daarbij heeft de Hoge Raad mede gelet op hetgeen hiervoor onder 2.3 is vooropgesteld en op het ontbreken van nadere vaststellingen en overwegingen met betrekking tot een nauwe en bewuste samenwerking en gezamenlijke uitvoering tijdens de beroving of met betrekking tot de onder 2.3 genoemde mogelijke aandachtspunten. De door het Hof genoemde omstandigheid dat de verdachte geen alternatief scenario heeft genoemd, maakt dit niet anders.

A-G: geen medeplegen, maar medeplichtigheid

Zoals het Hof overweegt blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen dat verdachte
– zijn twee mededaders, die als passagier in de door hem bestuurde auto zaten, naar de betreffende plaats delict heeft gebracht,
– nadat zij de auto daar hadden verlaten, met draaiende motor in de auto is blijven wachten,
– de bestuurder van een andere auto, die voor hem wilde parkeren, heeft aangemaand weg te gaan,
– de beide achterportieren van de auto heeft opengehouden
– en vervolgens, toen zijn mededaders gemaskerd en in bezit van de tas van [betrokkene 1], waarin zich een aanzienlijk geldbedrag bevond (13.750,- euro), weer waren teruggerend naar de auto en vervolgens op de achterbank hadden plaatsgenomen, met hoge snelheid is weggereden.
Van enige uitvoeringshandeling van de bewezenverklaarde feiten blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen dus niet. Verdachtes gedragingen laten zich typeren als gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht. Dat wordt niet anders wanneer in aanmerking wordt genomen dat – zoals het Hof overweegt – verdachte kennelijk een vrije vluchtweg wilde creëren voor hem en zijn mededaders. Het blijft daarmee immers “helpen bij vlucht”, door de Hoge Raad in het hiervoor aangehaalde arrest genoemd als een gedraging die met medeplichtigheid in verband pleegt te worden gebracht, te weten een gedraging die bestaat in het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf.1 Anders dan het Hof overweegt kan uit de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes gedragingen dus niet worden afgeleid dat sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering voorafgaand aan de beroving en na afloop van de beroving, dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt.

< Terug naar Medeplegen
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden