Schieten na uit de hand gelopen drugsdeal levert geen noodweer op
Geplaatst op: 02 april 2024Poging tot doodslag door met vuurwapen meermalen in richting van twee anderen te schieten tijdens vuurgevecht naar aanleiding van een uit de hand gelopen drugsdeal. Verdachte doet een beroep op noodweer.(HR 18 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:633):
Het hof heeft op grond van deze vaststellingen geoordeeld dat de gewelddadige gedragingen van beide kanten bij deze ten behoeve van een drugstransactie afgesproken samenkomst, waarbij beide partijen zich bewapend hadden, niet kunnen worden opgevat als “verdediging”. Daarin ligt mede besloten dat het hof de gebeurtenissen heeft opgevat als een samenhangend geheel van elkaar in een escalatie snel opvolgende gedragingen waarbij niet aannemelijk is geworden dat die snel opvolgende gedragingen uitsluitend of in overwegende mate het gevolg waren van het afgaan van het pistool van [betrokkene 1] . Het hierop voortbouwende oordeel van het hof dat de gedragingen van de verdachte kunnen worden aangemerkt als aanvallend in de onder 3.3 bedoelde zin, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
Lees meer >
Noodweer verweer realistisch beoordelen
Geplaatst op: 06 september 2021Bij noodweer schiet je als het ware in een soort overlevingsmodus. De primitieve overlevingsinstincten treden in werking. Je gaat als het ware handelen als een soort Neanderthaler. Vaak gebeurt het onverwachts, ongevraagd, en doorgaans ben je ongeoefend en dan moet je je wel verdedigen. Het is dan niet de bedoeling om de noodweersituatie te juridisch te beoordelen. We moeten wel met een realistische blik de hele situatie bekijken. De A-G schrift bij ECLI:NL:HR:2020:1685 het volgende hierover:.
De Hoge Raad heeft in zijn overzichtsarrest inzake noodweer(exces) van 2016 onder meer overwogen dat in het voor noodweer geldende vereiste dat de gedraging is “geboden door de noodzakelijke verdediging” zowel de subsidiariteits- als de proportionaliteitseis tot uitdrukking wordt gebracht. De in het verband van de proportionaliteiteis geldende maatstaf luidt of de gedraging als verdedigingsmiddel niet in onredelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding. De keuze van het verdedigingsmiddel en de wijze waarop het is gebruikt, staan bij de beoordeling van de proportionaliteit centraal. De Hullu schrijft over het ‘geboden zijn’ van de verdediging het volgende (hier met weglating van de voetnoten):
“Moderner uitgedrukt gaat het om de toets of de verdediging proportioneel was, vooral de keuze van de verdedigingswijze (bijvoorbeeld slaan, steken of schieten) en de intensiteit ervan (zo veel en zo hard slaan, schieten op vitale of minder vitale lichaamsdelen). Die proportionaliteitstoets wordt vooral door de omstandigheden van het geval bepaald. In recente rechtspraak wordt echter duidelijk aangegeven dat ‘de proportionaliteitstoets ertoe strekt om niet ook dan een gedraging straffeloos te doen zijn indien zij – als verdedigingsmiddel – niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding’ alsmede dat die maatstaf tot een terughoudende toetsing van de verdediging noopt. De precieze manier van verdedigen behoeft dus zeker niet de beste te zijn.
De wetgever heeft mijns inziens inderdaad beoogd om ‘wanverhoudingen’ tussen doel en middel, disproportionaliteit buiten de noodweerbevoegdheid te houden. Het proportionaliteitsvereiste zou dan in ieder geval excessen eruit moeten zeven (zoals het doodsteken van iemand die bij een beroving minder dan één gram cocaïne en tien gulden heeft buitgemaakt) en voor een (niet te zwaar aangezette) redelijkheidstoetsing moeten zorgen. Het is niet de bedoeling geweest om de gekozen verdediging op een weegschaal te leggen en de vraag te stellen of de verdediging optimaal is geweest. Een wat ruimhartiger toetsing van de proportionaliteit past ook bij het rechtsordehandhavingsaspect van noodweer. Het doet bovendien recht aan de psychologische werkelijkheid van de burger ten tijde van de aanranding; ongevraagd, onverwacht en doorgaans ongeoefend heeft deze zich immers moeten verdedigen en dat kan tot een wat mildere beoordeling van de proportionaliteit leiden. Een zekere ruimhartigheid lijkt ook te passen bij de tijdgeest in onze ‘veiligheidsmaatschappij’. Van belang kan hier overigens ook worden het bestaan van noodweerexces, dat begrijpelijke overschrijdingen van vooral de proportionaliteit kan verontschuldigen.
Lees meer >
Met keukenmes verdedigen tegenover de vuisten van een ander niet altijd disproportioneel
Geplaatst op: 06 september 2021Het verdedigen met een mes tegenover een een aanval met de vuisten is doorgaans disproportioneel, maar niet altijd. In de zaak Hr, 14 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:512. Het ging in casu over een neef die bij zijn tante verbleef. Er ontstond een discussie over het lange douchen. De vriend van de tante, die tamelijk forser was dan de verdachte viel hem aan, sloeg hem met vuisten en sloeg ook de Playstation kapot. De verdachte verdedigde zich uiteindelijk door de vriend van tante te steken.
Lees meer >
Onttrekken hoeft niet wanneer daartoe geen mogelijk bestond
Geplaatst op: 12 mei 2020In HR 17 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1894 had het hof een verdachte veroordeeld voor zware mishandeling omdat door de verdediging geen omstandigheden zouden zijn gesteld waaruit volgt dat een volgende aanval te vrezen viel. Hof heeft daarmee kennelijk tot uitdrukking gebracht dat, op het moment dat verdachte aangever sloeg, geen sprake meer was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en ook geen reële dreiging daarvan. De Hoge Raad vond dit niet begrijpelijk.
Daarnaast was door de verdediging aangevoerd dat de verdachte met zijn rug tegen een container of kar stond en zich daardoor niet aan de aanval kon onttrekken. Ook dat verweer had het hof verworpen, maar de Hoge Raad vond dat in redelijkheid de onttrekking in die omstandigheden niet kon worden gevergd. De Hoge Raad overwoog het volgende:
Lees meer >
Subsidiariteitsvereiste: niet alleen kunnen maar ook moeten onttrekken
Geplaatst op: 24 september 2019In HR 25 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:1035 ging het om een zaak waarbij de verdachte had geschoten op het slachtoffer die met een pistool op hem afliep. Het hof oordeelde dat hij 5 seconden had om te vluchten en dat niet heeft gedaan. Om die reden werd noodweer verworpen. De Hoge Raad casseerde echter omdat het niet alleen de vraag is of een verdachte iets anders had kunnen doen, maar met name ook of hij in de omstandigheden van het geval had moeten vluchten. Soms kan dat in redelijkheid niet van een verdachte worden gevergd.
Lees meer >
Geslaagd beroep noodweerexces bij voorlopige hechtenis; afwijzing vordering gevangenhouding
Geplaatst op: 17 augustus 2018Ook in de fase van de voorlopige hechtenis kan door de verdediging met succes een beroep worden gedaan op noodweer(exces). Dat blijkt uit een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 augustus 2018, ECLI:NL:GHARL:2013:6293. In dat kader zijn verschillende verweren mogelijk;
- Vanwege het beroep op noodweerexces is de maatschappij niet ernstig geschokt wanneer de verdachte in vrijheid zou worden geste;d
- Er moet ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat later een gevangenisstraf van kortere duur wordt opgelegd dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht (anticipatiegebot)
Vanwege deze redenen werd in de genoemde uitspraak de vordering tot gevangenhouding afgewezen.
Lees meer >
Noodweer bij mishandeling door verdachte inbraak
Geplaatst op: 30 maart 2018Een verdachte van een inbraak werd door de aangevers aangevallen en heeft zich tegen deze aanval verweerd. Het gerechtshof heeft geoordeeld dat deze verdediging gerechtvaardigd was (Gerechtshof Amsterdam, 20 maart 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:928):
Lees meer >
Conflict ontaardt snel in gevecht – vrijspraak mishandeling vanwege noodweer
Geplaatst op: 30 maart 2018Een woordelijk conflict escaleerde plotseling in een fysieke confrontatie gericht tegen verdachte. Verdachte heeft hierop gereageerd door het slachtoffer dat op hem afgerend kwam een klap in het gezicht te geven waardoor die bewusteloos op de grond viel (Rb Noord-Holland, 23 februari 2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:2417.
Lees meer >
Geen noodweerexces ivm berekenend om slachtoffer definitief uit te schakelen ipv hevige gemoedsbeweging
Geplaatst op: 16 september 2017Blijkens ’s Hofs overwegingen heeft het Hof onderzocht of t.t.v. de confrontatie onderaan de trap (de 2e fase) sprake was van een door de eerdere aanranding veroorzaakte hevige gemoedsbeweging. Het Hof heeft daarbij niet miskend dat aan een geslaagd beroep op noodweerexces niet in de weg behoeft te staan dat ook andere factoren dan de wederrechtelijke aanranding hebben bijgedragen aan het ontstaan van die hevige gemoedsbeweging. Het Hof heeft echter niet aannemelijk geacht dat het handelen van verdachte in de 2e fase het onmiddellijke gevolg is geweest van een dusdanige hevige angst of woede, veroorzaakt door de eerdere aanranding, dat deze kan worden aangemerkt als een hevige gemoedsbeweging a.b.i. art. 41.2 Sr. Het Hof heeft een zekere rationaliteit en doelgerichtheid – waarmee het Hof kennelijk het oog erop had dat verdachte met een bepaalde mate van berekening het slachtoffer (definitief) wilde uitschakelen – en dus niet een door de aanranding veroorzaakte hevige gemoedsbeweging doorslaggevend geacht in het handelen van verdachte. Het Hof is mede o.g.v. door verdachte afgelegde verklaringen tot dat oordeel gekomen. Het niet van een onjuiste rechtsopvatting getuigende oordeel van het Hof is, gelet op de door het Hof vastgestelde feiten, niet onbegrijpelijk en kan, verweven als het is met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet verder worden getoetst. (HR 27 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC6794)
Lees meer >
Huisrecht is een beschermd ‘goed’ als bedoeld in art. 41 Sr.
Geplaatst op: 16 september 2017Het huisrecht is een beschermd goed als bedoeld in artikel 41 Sr. Dat volgt uit HR 27 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC6794.
HR: “Voor zover in het eerste middel wordt geklaagd over het oordeel van het Hof dat onder ‘goed’ als bedoeld in art. 41 Sr het huisrecht niet kan worden begrepen, faalt het, omdat dat oordeel geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting (HR 14 april 1998, NJ 1998, 662).”