Uitspraak EHRM Schatschaschwili vs. Germany – defendant’s inability to question witnesses
Niet te snel afwijzen horen getuigen ivm gezondheid en welzijn
Geplaatst op: 09 juni 2024Hoge Raad 17 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:446 : Voor zover het hof in zijn oordeel de leeftijd en de kwetsbaarheid van de aangeefster zou hebben willen betrekken, is van belang dat op grond van artikel 288 lid 1 onder b van het Wetboek van Strafvordering de rechter van het verhoor van een niet verschenen getuige kan afzien indien het gegronde vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van de getuige door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting in gevaar wordt gebracht en het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang om de getuige ter terechtzitting te kunnen ondervragen.
De vraag of dat gegronde vermoeden bestaat, dient te worden beantwoord tegen de achtergrond van het in artikel 6 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) gegarandeerde recht van de verdachte op een eerlijk proces. Daaruit volgt dat de rechter zijn oordeel ten aanzien van het hiervoor genoemde belang van de getuige zal moeten motiveren aan de hand van concrete feiten en omstandigheden, zoals het oordeel van een deskundige (vgl. EHRM 10 november 2005, nr. 54789/00 (Bocos Cuesta), rov. 69 en 72 alsmede HR 6 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL9001). Bij de toetsing in cassatie van de beslissing om op deze grond het verzoek tot het horen van een getuige af te wijzen kan een rol spelen of de rechter zich heeft uitgelaten over de mogelijkheid om bij het horen als getuige maatregelen te treffen ter bescherming van het belang van het welzijn van de getuige. (Vgl. HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1227.)
Lees meer >
Bij getuige die belastende verklaring heeft afgelegd wordt belang oproepen en horen getuige verondersteld
Geplaatst op: 28 april 2021HR gaat in op het arrest van het EHRM van 19 januari 2021, nr. 2205/16 (Keskin t. Nederland) en de betekenis van die uitspraak voor de beoordeling van verzoeken tot het oproepen en horen van getuigen door de Nederlandse strafrechter en voor het gebruik van verklaringen van getuigen voor het bewijs in gevallen waarin de verdediging niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om het ondervragingsrecht uit te oefenen. De HR bespreekt zijn eerdere rechtspraak (HR:2014:1496 en HR:2017:1015), de EHRM-zaak en enkele uitgangspunten van het Nederlandse stelsel m.b.t. het oproepen en horen van getuigen. Vervolgens vat de HR de implicaties als volgt samen: de uitspraak van het EHRM heeft in de kern tot gevolg dat in gevallen waarin een getuige een verklaring met een belastende strekking heeft afgelegd, het belang bij het oproepen en horen van die getuige moet worden voorondersteld, zodat van de verdediging geen nadere onderbouwing van dit belang mag worden verlangd. In die gevallen zal indringender dan voorheen de vraag onder ogen moeten worden gezien of een ondervragingsgelegenheid kan en moet worden gerealiseerd. Daarnaast onderstreept de uitspraak van het EHRM het belang dat de rechter, alvorens de bewezenverklaring wordt aangenomen mede o.g.v. de verklaring van een niet-ondervraagde getuige, nagaat of de procedure in haar geheel voldoet aan het door art. 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Uit de uitspraak van het EHRM volgt echter niet dat het ondervragingsrecht met zich brengt dat een verzoek van de verdediging tot het horen van een getuige die een verklaring met een belastende strekking heeft afgelegd, steeds voor toewijzing in aanmerking komt, ongeacht de genoemde factoren en het gewicht van die verklaring in het licht van de overige resultaten van het strafvorderlijke onderzoek.
I.c. heeft het hof het verzoek tot het horen van A en B als getuigen afgewezen omdat, gelet op de onderbouwing van dat verzoek en het tijdsverloop sinds de pleegdatum van het tenlastegelegde feit, het horen van deze getuigen niet noodzakelijk is. Dit oordeel is niet zonder meer begrijpelijk, omdat aan dat verzoek ten grondslag is gelegd dat de strekking van de eerder door A en B afgelegde en in het dossier gevoegde verklaringen belastend is voor verdachte en dat verdachte de juistheid van de waarneming van de tenlastegelegde gedraging van verdachte door die getuigen (om meerdere redenen) betwist. De HR neemt hierbij in aanmerking dat het hof de bewezenverklaring heeft aangenomen o.g.v. uitsluitend de door verdachte betwiste verklaringen van A en B zonder dat de verdediging deze getuigen heeft kunnen ondervragen, terwijl het hof geen blijk ervan heeft gegeven te hebben nagegaan, op de hiervoor weergegeven wijze, of de procedure in haar geheel voldoet aan het door art. 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Lees meer >
Betrouwbaar getuigenbewijs
Geplaatst op: 19 november 2018Proefschrift; Totstandkoming en waardering van strafrechtelijke getuigenverklaringen in perspectief. Strafvordering staat de laatste jaren in Nederland stevig ter discussie. Aanleiding hiervoor zijn niet alleen rechterlijke dwalingen, maar ook de toenemende aandacht die van andere wetenschappelijke disciplines uitgaat naar het Nederlandse strafproces. Men streeft in het strafproces naar een deugdelijke vaststelling
van de feiten ten behoeve van de beantwoording van de vraag of de verdachte het hem tenlastegelegde feit heeft begaan. Met name vanuit de rechtspsychologie is er al geruime tijd kritiek op de wijze waarop het onderzoek wordt vormgegeven met het oog op de strafrechtelijke waarheidsvinding.Een van de belangrijke kritiekpunten betreft de omgang met verklaringen van getuigen, in het bijzonder de totstandkoming en waardering van die verklaringen in het licht van de Nederlandse schriftelijke procescultuur. Dit onderzoek gaat over de wijze waarop in het Nederlandse strafproces de verklaringen van getuigen worden verkregen en verwerkt, waarbij wordt gekeken of hetbestaande kader van strafvordering aanpassing behoeft uitgaande van het streven naar waarheidsvinding.
Lees meer >
Horen verbalisant wanneer bewijs in beslissende mate steunt om die verklaring
Geplaatst op: 10 november 2018Een advocaat heeft altijd het recht om de verbalisant te ondervragen indien het bewijs in beslissende mate steunt op die verklaring.
Dit verzoek moet ook wel goed worden onderbouwd (HR 16 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1953). De Hoge Raad herhaalt hier de relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2017:1016 met betrekking tot de aanspraak verdediging op behoorlijke en effectieve mogelijkheid om getuigen in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen en de vraag of de bewezenverklaring in beslissende mate steunt op de verklaring van een, ondanks het nodige initiatief daartoe, niet door de verdediging ondervraagde getuige.
“Nu de bewezenverklaring uitsluitend is gebaseerd op het door verbalisant A opgemaakte p-v van bevindingen m.b.t. het strafbare feit dat tegen deze verbalisantzelf is gepleegd, verdachte de betrouwbaarheid van dat b.m. op wezenlijke onderdelen heeft betwist en verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, niet in enig stadium van het geding gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid A als getuige te ondervragen, brengt dit, gelet ook op hetgeen is vooropgesteld, mee dat het Hof in strijd met art. 6 EVRM het door verbalisant A opgemaakte p-v van bevindingen voor het bewijs heeft gebezigd. In dat verband is nog van belang dat niet is gebleken dat verdachte op enigerlei wijze is gecompenseerd voor het ontbreken van een mogelijkheid om A als getuige te ondervragen. Volgt vernietiging en terugwijzing.”
Lees meer >
Jonge leeftijd getuige is onvoldoende voor afwijzing verzoek
Geplaatst op: 16 september 2018Ingevolge art. 288, eerste lid onder b, Sv kan de rechter van het verhoor van een niet verschenen getuige afzien indien het gegronde vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van de getuige door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting in gevaar wordt gebracht en het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang om de getuige ter terechtzitting te kunnen ondervragen. Ook in een geval waarin het gaat om ontucht met een minderjarige, zal de rechter dus, indien hij daartoe de in genoemd artikellid vermelde gronden aanwezig acht, het belang van het slachtoffer mogen doen prevaleren boven het recht van de verdachte om het slachtoffer te (doen) ondervragen.
De vraag of dat gegronde vermoeden bestaat, dient te worden beantwoord tegen de achtergrond van het in art. 6 EVRM gegarandeerde recht van de verdachte op een eerlijk proces. Daaruit volgt dat de rechter zijn oordeel ten aanzien van vorenbedoeld belang van de getuige zal moeten motiveren aan de hand van concrete feiten en omstandigheden, zoals het oordeel van een deskundige (vgl. EHRM 10 november 2005, nr. 54789/00 (Bocos Cuesta), NJ 2006/239, rov. 69 en 72 alsmede HR 6 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL9001, NJ 2010/509).
Lees meer >
Extra motiveringsplicht bij horen politieagent als getuige
Geplaatst op: 02 maart 2018De Hoge Raad benadrukt dat een verzoek tot het oproepen en horen van getuigen dient te worden gemotiveerd op een zodanige wijze dat de rechter de relevantie van het verzoek kan beoordelen en het recht op een eerlijk proces kan betrekken
bij de beoordeling van het verzoek (ECLI:NL:HR:2017:1219). Zo zal de advocaat ten minste moeten aangegeven waarom het horen van de getuige van belang is voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. De noodzaak om de relevantie van het horen aan te geven, geldt zowel ten aanzien van getuigen die al in het vooronderzoek zijn gehoord, als voor getuigen die nog geen verklaring hebben afgelegd. Heeft de getuige reeds een verklaring afgelegd, dan zal door de verdediging gemotiveerd
moeten worden waarin, gegeven de voeging van de reeds afgelegde verklaring bij de processtukken – in deze in de vorm van een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal – de relevantie van het horen van de getuige is gelegen.
Daarbij in overweging genomen dat de wetgever – gelet op art. 344 lid 2 Sv – een bijzonder vertrouwen heeft gesteld in de betrouwbaarheid van een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar, dient een verzoek tot het horen van een opsporingsambtenaar dan ook behoorlijk te worden gemotiveerd (ECLI:NL:HR:2004:AL8446).
Lees meer >
Recht om getuigen te ondervragen
Geplaatst op: 07 december 2017Artikel 6, derde lid aanhef en onder d, EVRM bepaalt dat een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, het recht heeft ‘getuigen à charge’ te onder-vragen of te doen ondervragen en het oproepen en de ondervraging van ‘ge-tuigen à décharge’ te doen geschieden onder dezelfde voorwaarden als het geval is met de getuigen à charge. In de regeling ter zake van het oproepen en het horen van getuigen in het Wetboek van Strafvordering wordt geen onderscheid gemaakt tussen ‘getuigen à charge’ en ‘getuigen à décharge’, of anders gezegd: getuigen die in voor de verdachte belastende dan wel ontlas-tende zin (kunnen) verklaren.
(…)
De rechter dient, indien hij een verzoek afwijst, de feitelijke en / of juridische gronden waarop die afwijzing berust, in het proces-verbaal van de terechtzitting dan wel de uitspraak op te nemen. Die rechterlijke motiveringsplicht steunt mede op artikel 6 EVRM.
In cassatie gaat het bij de beoordeling van de afwijzing van een verzoek tot het horen van getuigen in de kern om de vraag of de beslissing begrijpelijk is in het licht van – als waren het communicerende vaten – enerzijds hetgeen aan het verzoek ten grondslag is gelegd en anderzijds de gronden waarop het is afgewezen.’ (HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015)
Lees meer >
Recht om getuigen te horen volgens EHRM- SCHATSCHASCHWILI v. GERMANY (Application no. 9154/10)
Geplaatst op: 23 oktober 2017Op 15 december 2015 is door het EHRM een overzichtsuitspraak gewezen waarin de rechtspraak op het gebied van de oproeping en het recht om getuigen te horen wordt opgeroepen.
Lees meer >
Gebruik voor het bewijs van proces-verbaal politie over wat die van een getuige heeft vernomen
Geplaatst op: 22 oktober 2017De rechtspraak van de Hoge Raad houdt in dat een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal houdende de ten overstaan van een opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van een getuige, door de rechter ten laste van de verdachte voor het bewijs kan worden gebruikt, maar dat dit uitgangspunt slechts geldt voor zover het in art. 6 EVRM bedoelde recht van de verdachte op een eerlijk proces is gewaarborgd ( HR 1 februari 1994, ECLI:NL:HR:1994:AB7528, NJ 1994/427, HR 29 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX5539, NJ 2013/145, en HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1219).
Lees meer >
Verzoek horen getuigen mag niet worden afgewezen omdat herinneringen door tijdsverloop niet beter worden
Geplaatst op: 08 oktober 2017In HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1232 had het gerechtshof het verzoek tot het horen van getuigen afgewezen op de grond dat “de ervaring leert dat herinneringen over het algemeen na verloop van tijd niet beter worden en daarom is er geen noodzaak tot het horen van de getuigen”. De Hoge Raad accepteerde dit echter niet.