Voorwaardelijk opzet bij uitgeven valse bankbiljetten
Geplaatst op: 24 september 2019Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 5 juli 2019, NbSr, 2019,242
In deze zaak geeft een verdachte valse bankbiljetten uit. Deze heeft hij echter verkregen door online verkoop. De koper heeft met 3 biljetten van 50 afgerekend.
Er is voor verdachte geen aanleiding geweest om de biljetten nader te onderzoeken. De biljetten waren namelijk nauwelijks van echt te onderscheiden. Er kan dus niet worden gesteld dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het om valse bankbiljetten ging. De kans dat een bankbiljet dat je op voornoemde wijze verkrijgt vals is, is namelijk niet als ‘aanmerkelijk’ te bestempelen.
Lees meer >
Aanmerkelijke kans: de geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans
Geplaatst op: 10 november 2018De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip ‘aanmerkelijke kans’ afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. (vgl. HR 25 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9049, NJ 2003/552).
In de conclusie van de Advocaat-Generaal wordt de vraag opgeworpen of nadere algemene aanknopingspunten kunnen worden gegeven om te bepalen onder welke omstandigheden sprake is van een aanmerkelijke kans als hiervoor bedoeld. Daaromtrent merkt de Hoge Raad het volgende op. Onder ‘de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans’ dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Met de thans gebruikelijke formulering van de maatstaf van de aanmerkelijke kans is geen wezenlijk andere of grotere mate van waarschijnlijkheid tot uitdrukking gebracht dan met de in oudere rechtspraak, zoals in HR 9 november 1954, NJ 1955/55, gebruikte formulering “de geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans”.
De Hoge Raad kan geen algemene regels geven over de exacte grootte van de kans die in het algemeen of voor een bepaald type delict minimaal vereist zou zijn, laat staan deze kans in een percentage uitdrukken.
In zijn arrest van 25 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9049, NJ 2003/552 heeft de Hoge Raad voorts overwogen dat wat betreft de vraag of sprake is van bewuste aanvaarding van zo een kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Van degene die weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar die naar het oordeel van de rechter ervan is uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid heeft gehandeld maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest.
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van bewuste schuld dan wel van voorwaardelijk opzet zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
HR: 29 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:718
Lees meer >
Verkeerde persoon aangepakt; toch medeplegen opzet
Geplaatst op: 10 november 2018Feitelijke dwaling mededaders bij uitvoering opdracht verdachte, error in persona. Opzet verdachte gericht op toetakelen van andere persoon dan beoogd slachtoffer? Daar gaat het om in HR 12 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:895 om. Door A was opdracht gegeven in iemand te mishandelen, maar uiteindelijk werd een ander mishandeld.
Hof heeft uit de door hem vastgestelde f&o afgeleid dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een persoon die later A bleek te zijn. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Dat verdachte met zijn mededaders had afgesproken dat zij B kapot zouden slaan, doet hieraan niet af. Volgt verwerping.
Lees meer >
Sliding tijdens voetbalwedstrijd levert opzet op zwaar lichamelijk letsel
Geplaatst op: 10 november 2018Mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg door tijdens amateurvoetbalwedstrijd sliding van achteren te maken ten gevolge waarvan tegenspeler gebroken kuitbeen en scheenbeen oploopt, art. 300.2 Sr. 1. Voorwaardelijk opzet in sport- of spelsituatie. 2. Kwalificatie als “mishandeling” in sport- of spelsituatie.
Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2008:BB7087 inhoudende dat omstandigheid dat gedraging is verricht in sport- of spelsituatie, geen zelfstandige factor is bij beoordeling van opzet. Hof heeft vastgesteld dat verdachte tijdens een voetbalwedstrijd een actie – in de bewezenverklaring aangeduid als “een sliding” – heeft uitgevoerd die hij heeft ingezet toen hij zich schuin achter en in de onmiddellijke nabijheid van tegenspeler bevond, terwijl hij ruimte noch gelegenheid had te glijden waardoor hij “daarbij zowel de bal als de man speelde”. Gelet hierop geeft ’s Hofs oordeel dat verdachte met deze actie bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat tegenspeler door de actie van verdachte geraakt zou worden, ten val zou komen en dat daardoor pijn of letsel aan deze tegenspeler zou worden toegebracht, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel is ook niet onbegrijpelijk. Dat verdachte niet de bedoeling – in de zin van motief – had om tegenspeler letsel toe te brengen, staat aan bewezenverklaring van opzet/mishandeling niet in de weg.
Ad 2. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2008:BB7087 en ECLI:NL:HR:1996:ZD0218 m.b.t. gevallen waarin omstandigheid dat gedraging is verricht in sport- of spelsituatie van belang kan zijn voor vraag of bewezenverklaarde kan worden gekwalificeerd als mishandeling. ’s Hofs oordeel dat gedragingen kunnen worden gekwalificeerd als “mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft” brengt met zich dat Hof heeft geoordeeld dat in de onderhavige sportsituatie van het ontbreken van wederrechtelijkheid geen sprake is. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen dat Hof heeft geoordeeld dat “tijdens het handelen van de verdachte er wel sprake was van een sportsituatie, maar dat dit handelen niet binnen de grenzen is gebleven van hetgeen spelers van elkaar hebben te verwachten” en dat de verdachte met zijn actie gevaarlijk spel speelde, “hetgeen bovendien een ernstige overtreding van de spelregels van het voetbal opleverde”.
Uitspraak: HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1769
Lees meer >
Gooien van vloeistof zonder wetenschap inhoud; geen voorwaardelijke opzet
Geplaatst op: 10 november 2018Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier pijn – is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte de inhoud van een fles over [betrokkene 1] heeft gegooid zonder zich ervan te vergewissen wat zich in de fles bevond. Het daarop steunende oordeel van het Hof dat de verdachte aldus bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [betrokkene 1] daardoor pijn zou toebrengen, is niet zonder meer begrijpelijk, gelet op wat de algemene ervaring leert en wat de raadsman heeft aangevoerd (HR 24 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:657)
Lees meer >
Slaan of schoppen tegen hoofd
Geplaatst op: 10 juni 2016Slaan of schoppen tegen het hoofd kan onder omstandigheden leiden tot een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling of poging tot doodslag. Dit zal met name afhankelijk zijn van de omstandigheden van het geval. Wij bespreken de jurisprudentie over het slaan of schoppen tegen het hoofd.
Lees meer >
Strafrechtelijke aansprakelijkheid heroverwogen
Geplaatst op: 28 april 2016Een zeer lezenswaardig proefschrift van mr. A.A. van Dijk over de meest voorkomende strafrechtelijke leerstukken opzet, schuld en straf, alsook de geldende wettelijke en buitenwettelijke strafuitsluitingsgronden.