Geen PIJ-maatregel in hoger beroep vanwege verouderde rapportage
In de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, van 12 november 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4852 had de verdachte in eerste aanleg bij de rechtbank wel meegewerkt met het onderzoek door de gedragsdeskundigen van het NIFP. Toen werd een PIJ-maatregel aan hem opgelegd. De verdachte is daarop in hoger beroep gegaan en weigerde vervolgens iedere medewerking aan een vervolgrapport. Dat bleek een slimme zet, nu het hof vanwege de verouderde rapportage oordeelde dat er nu geen PIJ-maatregel opgelegd kon worden.
Het gerechtshof overwoog het volgende:
“Het hof stelt vast dat de verdachte na de zitting in eerste aanleg van 15 december 2014, op 19 december 2014 is weggelopen tijdens een begeleid verlof in het kader van haar gesloten verblijf in de jeugdinrichting de Koppeling te Amsterdam. Tot op heden is zij vermist. De vader en de zus van de verdachte hebben aangegeven dat de familie onregelmatig telefonisch contact met de verdachte heeft, dat de verdachte met haar vriend op een onbekende plaats in het buitenland verblijft en dat zij zegt dat het haar daar goed gaat.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 6 oktober 2015 hebben zowel [deskundige 2] als [deskundige 1] aangegeven dat hun, gelet op het ontbreken van nadere gegevens over hoe het nu met de (ontwikkeling van de) verdachte gaat en over de huidige situatie waarin de verdachte zich bevindt, onvoldoende gegevens ter beschikking staan om zonder nader recent onderzoek nog steeds te adviseren om tot oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel over te gaan. Beide deskundigen hebben desgevraagd verklaard niet langer bij de conclusie van hun eerder verrichte onderzoek te blijven.
Gelet op het gegeven dat de door zowel [deskundige 1] als [deskundige 2] eerder gegeven schriftelijke adviezen aldus als herzien dienen te worden beschouwd, acht het hof zich in dit specifieke geval niet voorzien van de adviezen bedoeld in artikel 77s, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Nu niet (langer) aan alle in dat artikel gestelde voorwaarden wordt voldaan, acht het hof het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op dit moment niet aan de orde, te meer nu een nieuw onderzoek binnen afzienbare tijd niet mogelijk is, gegeven de omstandigheid dat de verdachte met onbekende bestemming is vertrokken, zonder dat er zicht is op een terugkeerdatum.
Dit laat onverlet dat het hof, met de ter terechtzitting aanwezige deskundigen, zich ernstige zorgen maakt over de huidige ontwikkeling van de verdachte, gelet op haar zwakbegaafdheid en haar ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Zonder behandeling lijkt het onwaarschijnlijk dat het ‘vanzelf’ goed gaat met de verdachte, hoewel ook niet kan worden uitgesloten dat de verdachte zich momenteel in een omgeving bevindt waarin zij gedijt en rust vindt, waardoor er een positieve ontwikkelingsgang in beweging is gekomen. De actuele toestand van de verdachte valt, bij ontbreken van enige nadere informatie hierover, op geen enkele wijze vast te stellen.”