Later na vormverzuim door verdachte afgelegde verklaringen
Indien sprake is van een onherstelbaar vormverzuim dat zou kunnen leiden tot bewijsuitsluiting dient een verdachte voorzichtig te zijn met het afleggen van een verklaring. Zeker wanneer de verdachte later een bekennende verklaring aflegt ten overstaan van een rechter kan die verklaring toch nog bijdragen aan het bewijs. Voorzichtigheid is derhalve geboden!
Verklaring afgelegd bij rechter-commissaris draagt bij aan bewezenverklaring
HR 13 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9338
“Aangenomen dat de verdediging zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de verdachte door het veelplegersteam vaker is geobserveerd dan in het geval dat tot zijn aanhouding voerde, en voorts aangenomen dat er sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek ter zake van het aan de verdachte tenlastegelegde feit, als bedoeld in art. 359a Sv, kon het verweer ook voor zover het tot bewijsuitsluiting strekte geen doel treffen. In verband met art. 359a Sv kan bewijsuitsluiting immers slechts aan de orde zijn ten aanzien van bewijsmateriaal dat is verkregen als rechtstreeks gevolg van een aannemelijk geacht vormverzuim. Het Hof heeft de bewezenverklaring doen berusten op de namens de benadeelde gedane aangifte en de bekennende verklaring die de verdachte, met rechtskundige bijstand en nadat hem de in art. 29, tweede lid, Sv bedoelde mededeling is gedaan dat hij niet tot antwoorden verplicht was, bij de Rechter-Commissaris heeft afgelegd. Het verweer, waarin zonder nadere toelichting of duiding werd verwezen naar “de vruchten van die onrechtmatige observatie” behelsde niet de onderbouwde stelling dat die bij de Rechter-Commissaris afgelegde verklaring moet worden gezien als het rechtstreeks gevolg van de door de verdediging gestelde observaties.”