Legaliteitsbeginsel in het strafrecht
Het legaliteitsbeginsel in het strafrecht is neergelegd in artikel 1 Sr.
Legaliteitsbeginsel in de wet
Het legaliteitsbeginsel is neergelegd in art. 1 Sr:
1. Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.
2. Bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit begaan is, worden de voor de verdachte gunstigste bepalingen toegepast.
Art. 1, eerste lid, Sr heeft overgangsrechtelijke implicaties. Anders dan waartoe de hierboven bedoelde hoofdregel noopt, tasten wijzigingen in (de omvang van) de strafbaarheid of (de soort en mate van) de strafbedreiging die na het begaan van het delict zijn ingetreden, de rechtspositie van de verdachte niet aan.
Het tweede lid van art. 1 Sr (het ‘lex mitior’-beginsel) strekt er niettemin toe de verdachte (onder voorwaarden) te laten profiteren van voor hem gunstige wijzigingen in de wettelijke strafbaarstelling en/of strafbedreiging die na het begaan van het strafbare feit in werking zijn getreden. Deze bepaling heeft geen betekenis voor de onderhavige zaak.
Bereik legaliteitsbeginsel
De in art. 1 Sr bedoelde “wettelijke strafbepaling” c.q. “wetgeving” ziet niet alleen op specifieke strafbaarstellingen en strafbedreigingen, maar tevens op alle meer algemene regels over de strafbaarheid en sanctieoplegging (HR 12 juli 2012, ECLI:NL:HR:2011:BP6878, NJ 2012/78, rov. 3.6.1.).
Voor zover het wijzigingen betreft in regelingen die enkel zien op de executie van een straf oordeelde de Hoge Raad daarentegen dat deze niet als een wijziging van wetgeving in de strafbedreiging kunnen worden aangemerkt (HR 25 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5063, NJ 2013/190, rov. 4.3 en HR 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:493, NJ 2014/312, rov. 4.3).