Recht op horen eerder gehoorde getuigen na wijziging tenlastelegging
Na wijziging van de tenlastelegging heeft de advocaat het recht om een eerder gehoorde getuige nogmaals te horen. Wordt dat in het belang van de getuige niet toegestaan, dan dient hiervoor compensatie te worden geboden of dienen de verklaringen van de getuige te worden uitgesloten van het bewijs. Dit laatste gebeurde ook in een zedenzaak waarbij het gerechtshof het verzoek tot het horen van de aangevers afwees onder verwijzing naar artikel 288, eerste lid aanhef en onder b van het Wetboek van Strafvordering en een rapportage van dr. R. Bullens waarin wordt geadviseerd de beide aangeefsters niet op te roepen voor de zitting, omdat het plausibel is te achten dat het psychische welbevinden van beiden (verder) kan worden aangetast.
Het gevolg van deze beslissing is dat de verdediging niet in de gelegenheid is geweest gebruik te maken van haar in artikel 6, eerste en derde lid 3 aanhef en onder d EVRM neergelegde ondervragingsrecht ten aanzien van beide getuigen met betrekking tot de aan verdachte verweten gedragingen. Dit recht raakt aan de kern het recht op een eerlijk proces.
Gelet op de omstandigheid dat het bewijs voor de aan verdachte verweten gedragingen in beslissende mate steunt op de verklaringen van deze beide getuigen en dat de verdediging geen compensatie op dit punt kan worden geboden, omdat naar het oordeel van het hof bij de afweging van het belang van strafvordering tegen de mogelijke risico’s voor hun psychische gezondheid dit laatste belang zwaarder moet wegen en derhalve deze getuigen niet kunnen worden gehoord noch ter terechtzitting noch op andere wijze, is het hof van oordeel dat de verklaringen van deze getuigen niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden (Gerechtshof Den Haag, 24 december 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:4810).
Het gerechtshof overwoog als volgt:
“Op 20 februari 2012 heeft in de zaak van de verdachte een regiezitting plaatsgevonden. Het hof heeft daarbij de verzoeken toegewezen om de getuigen [aangeefster 1] en [aangeefster 2] te horen bij de raadsheer-commissaris. Deze verhoren hebben plaatsgevonden op 19 juni 2013.
Ter terechtzitting van 7 februari 2013 heeft de advocaat-generaal een vordering tot wijziging van de tenlastelegging ingediend om aan feit 1 in de zaak met parketnummer 10-750076-08 en aan feit 1 en 2 in de zaak met parketnummer 10-751019-09 een subsidiair verwijt toe te voegen. Het hof heeft deze vordering tot wijziging toegestaan. De verdediging heeft daarop wederom een verzoek tot het horen van deze getuigen gedaan om de getuigen naar aanleiding van deze nieuwe beschuldigingen te bevragen.
Het hof heeft de beslissing op dit verzoek op de terechtzitting van 21 februari 2013 aangehouden in afwachting van de resultaten van het onderzoek van een deskundige naar het antwoord op de vraag of de gezondheid of het welzijn van de getuigen door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting in gevaar wordt gebracht.
Het hof heeft ter terechtzitting van 10 december 2013 dit verzoek afgewezen onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 288, eerste lid aanhef en onder b van het Wetboek van Strafvordering en de Rapportage van het Diagnostisch Expertise Centrum d.d. 1 juli 2013 opgesteld door dr. R. Bullens waarin wordt geadviseerd [aangeefster 1] en [aangeefster 2] niet op te roepen voor de zitting, omdat het plausibel is te achten dat het psychische welbevinden van beiden (verder) kan worden aangetast.
Het gevolg van deze beslissing is dat de verdediging niet in de gelegenheid is geweest gebruik te maken van haar in artikel 6, eerste en derde lid 3 aanhef en onder d EVRM neergelegde ondervragingsrecht ten aanzien van beide getuigen met betrekking tot de nieuwe aan verdachte verweten gedragingen. Dit recht raakt aan de kern het recht op een eerlijk proces.
Gelet op de omstandigheid dat het bewijs voor de aan verdachte verweten gedragingen in beslissende mate steunt op de verklaringen van deze beide getuigen en dat de verdediging geen compensatie op dit punt kan worden geboden, omdat naar het oordeel van het hof bij de afweging van het belang van strafvordering tegen de mogelijke risico’s voor hun psychische gezondheid dit laatste belang zwaarder moet wegen en derhalve deze getuigen niet kunnen worden gehoord noch ter terechtzitting noch op andere wijze, is het hof van oordeel dat de verklaringen van deze getuigen niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden.”
< Terug naar Oproepen getuigen en oerige onderzoekswensen