Schadevergoedingsmaatregel mag betalingsregeling met slachtoffer niet doorkruisen

Het hof had een gemotiveerde beslissing moeten geven omtrent het verweer dat t.t.v. het appèl een betalingsregeling bestond tussen verdachte en de benadeelde partij, en dat gelet op art. 561.4 Sv het totale bedrag van de ex art. 36f Sr op te leggen betalingsverplichting moet worden voldaan binnen twee jaar en drie maanden nadat het arrest voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, en dat te voorzien valt dat op dat tijdstip verdachte bij het voldoen van de maandelijkse termijnen van de betalingsregeling niet het gehele verschuldigde bedrag zal hebben voldaan. Doel en strekking van de in art. 36f Sr geregelde maatregel verzetten zich ertegen dat een schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd die tot gevolg heeft dat een regeling m.b.t. de betaling van de schadevergoeding in termijnen, waarmee dus ook de benadeelde partij heeft ingestemd, wordt doorkruist (HR 21 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT1759)


HR: Het Hof had omtrent dat verweer een gemotiveerde beslissing moeten geven. Immers, hetgeen hiervoor onder 3.4 onder (ii) is aangevoerd komt erop neer dat bij oplegging van een betalingsverplichting ten bedrage van € 75.244,69 het Openbaar Ministerie uiterlijk na twee jaar en drie maanden tot verhaal van het dan nog resterende bedrag of tot tenuitvoerlegging van de subsidiaire hechtenis zal dienen over te gaan, ook in het geval dat de verdachte tot dat moment volledig zou hebben voldaan aan de betalingsregeling, waardoor die nadere regeling zou worden doorkruist. Weliswaar bepaalt art. 36f, tweede lid, Sr ten aanzien van de bedoelde maatregel niet meer dan dat opleggen daarvan mogelijk is indien en voorzover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, en heeft hier het strafbare feit geleid tot een aansprakelijkheid van de verdachte tot een bedrag dat – na aftrek van reeds gedane betalingen – in totaal nog ruim € 75.000,- beloopt, maar niettemin had het Hof de juistheid van hetgeen in het verweer is gesteld omtrent de betalingsregeling – hetgeen door de raadsman van de benadeelde partij niet is betwist – niet in het midden mogen laten.

Immers doel en strekking van de in art. 36f Sr geregelde maatregel, waaraan de gedachte ten grondslag ligt het slachtoffer de inning van het aan hem verschuldigde uit handen te nemen, verzetten zich ertegen dat een schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd die tot gevolg heeft dat een regeling met betrekking tot de betaling van de schadevergoeding in termijnen, waarmee dus ook de benadeelde partij heeft ingestemd, wordt doorkruist.

< Terug naar Schadevergoedingsmaatregel
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden