Schadevergoedingsmaatregel ZONDER vervangende hechtenis
De rechter kan in uitzonderlijke gevallen bepalen dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd, zonder dat vervangende hechtenis kan worden toegepast indien de verdachte niet (tijdig) betaalt. Het gaat dan om een kale incasseringsplicht voor het CJIB, zonder dat zij hun vordering kunnen afdwingen door de executie van vervangende hechtenis.
In de jurisprudentie zien we hier enkele voorbeelden van:
Gerechtshof Den Haag, 25 februari 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:432:
Het hof zal – anders dan wellicht te doen gebruikelijk – gelet op de omvang van de op te leggen maatregel in relatie tot de lange duur die nodig zal zijn om de schade te betalen, de leeftijd van de verdachte en de vergaande mogelijkheden tot incasso die er naar het inzicht van het hof voor zullen zorgen dat de nabestaanden kunnen beschikken over het nog te incasseren bedrag, bepalen dat ter zake de schadevergoedingsmaatregel geen vervangende jeugddetentie wordt opgelegd. Dit temeer daar een mogelijke toekomstige vervangende detentie betaling van de schadevergoeding in de regel enkel meer zal vertragen.
Ingevolge het tweede lid van art. 36f Sr kan de rechter de maatregel opleggen indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. De draagkracht van de verdachte speelt bij de bepaling van de hoogte van het bedrag geen rol (vgl. HR 20 juni 2000, LJN AA6246, NJ 2000, 634). In geval van oplegging van de maatregel bepaalt de rechter de vervangende hechtenis (art. 36f, zesde lid, Sr).
HR 19 juni 2007,ECLI:NL:HR:2007:AZ8788
3.6. Niettemin kan het gebrek aan draagkracht onder omstandigheden voor de rechter reden zijn ervan af te zien de schadevergoedingsmaatregelop te leggen. De nadere memorie van antwoord aan de Eerste Kamer bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot opneming van onder meer art. 36f in het Wetboek van Strafrecht, houdt dienaangaande het volgende in:
“De vraag van deze leden of de rechter er verstandig aan doet de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen als er ernstig rekening moet worden gehouden met de kans dat de verdachte de schade niet zal kunnen vergoeden en vervangende hechtenis zal moeten worden toegepast, laat zich niet in abstracto verwoorden. De rechter zal hierover in concreto met inachtneming van de omstandigheden van het geval moeten beslissen.” (Kamerstukken I 1992-1993, 21 345, nr. 36b, p. 2)