Verbeurdverklaring van inbeslaggenomen goederen
Verbeurdverklaring is een bijkomende straf als bedoeld in artikel 9 lid 1 onder b Sr. De rechter kan alleen goederen verbeurd verklaren die te maken hebben gehad met het strafbare feit. Als gevolg van de verbeurdverklaring zijn de goederen niet langer gaat de eigendom van de goederen over van de veroordeelde of een derde naar de Staat. De Staat zal de goederen, als nieuwe eigenaar, proberen te verkopen, bijv. via de Dienst Domeinen roerende zaken.
Doel verbeurdverklaring
De bedoeling van de wetgever is dat de veroordeelde door de verbeurdverklaring wordt getroffen in zijn vermogen.
Wettelijk kader verbeurdverklaring
De wettelijke regeling van de verbeurdverklaring van inbeslaggenomen goederen is in het Wetboek van Strafrecht geregeld in de artikelen 33, 33a, 33b, 33c en 34 Sr.
Alleen bij rechterlijke veroordeling
Verbeurdverklaring is alleen mogelijk bij een rechterlijke veroordeling. Het is dus, anders dan bij de maatregel 'onttrekking aan het verkeer', niet mogelijk dat een officier van justitie goederen verbeurd verklaard in het kader van een strafbeschikking. Ook bij een vrijspraak, ontslag van rechtsvervolging, of schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel (art. 9 Sr.) is het niet mogelijk dat de rechter goederen verbeurd verklaard. De rechter moet de goederen dan aan de verdachte teruggeven.
Welke voorwerpen?
Artikel 33a Sr. geeft een uitputtende opsomming van de goederen die voor verbeurdverklaring in aanmerking komen. Het moet gaan om goederen die geheel of gedeeltelijk toebehoren aan de veroordeelde of waarvan de rechthebbende wist of had kunnen weten dat die voorwerpen een relatie hebben met de strafbare gedraging.
Hoewel de wettelijke bepalingen het steeds hebben over voorwerpen, wordt hiermee gedoeld op alle zaken en vermogensrechten (art. 33a lid 4 Sr.).
Compensatieregeling
Artikel 33c lid 1 Sr. biedt de rechter de mogelijkheid om de verbeurdverklaring uit te spreken tot een maximumbedrag. Indien de verkoop na verbeurdverklaring meer oplevert, moet het verschil dan aan de veroordeelde worden vergoed. Toch zien we in de praktijk dat bij verkoop via de Dienst Domeinen Roerende Zaken goederen vaak een stuk minder opbrengen dan ze waard zijn.
Artikel 33c lid 2 Sr., welke bepaling een uitwerking is van het draagkrachtbeginsel van artikel 24 Sr., schrijft de rechter dwingend voor dat hij moet voorkomen dat de veroordeelde of een derde onevenredig in zijn vermogen wordt getroffen door de verbeurdverklaring. De rechter moet rekening houden met de draagkracht van de veroordeelde.