Verzoek aanhouding zitting na wijziging tenlastelegging ten onrechte afgewezen
Een verzoek tot aanhouding van de zitting na een (kleine) wijziging van de tenlastelegging mag niet zonder meer worden afgewezen. De advocaat had in de zaak als volgt op de wijziging van de tenlastelegging gereageerd: “Inhoudelijk heb ik geen bezwaar tegen
de wijziging tenlastelegging. Mijn cliënt is niet aanwezig dus ik kan de wijziging niet met hem bespreken. Met een beroep op artikel 314 van het Wetboek van Strafvordering vraag ik om de zaak aan te houden.” Het Hof zette het onderzoek echter voort, maar werd in cassatie door de Hoge Raad teruggefloten (HR 14 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2966)
De Hoge Raad oordeelde als volgt:
” Gelet op de tekst van de wet moet worden aangenomen dat het eerste lid van art. 314 Sv slechts betrekking heeft op de behandeling van de zaak bij verstek, terwijl het tweede lid ziet op de behandeling van de zaak op tegenspraak, met het gevolg dat de in de tweede volzin van het eerste lid omschreven maatstaf voor de te nemen beslissing niet van toepassing is bij een op grond van het tweede lid te nemen beslissing. Een andersluidende uitleg van de betrokken artikelleden valt niet te verenigen met de in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.3, 3.4 en 3.6 genoemde wetsgeschiedenis. In het bijzonder valt daaruit af te leiden dat een voorstel tot wijziging van het tweede lid van art. 314 Sv, zodat het zou komen te luiden: “2. De rechtbank schorst het onderzoek, tenzij zij van oordeel is dat de verdachte door voortzetting van het onderzoek, redelijkerwijs niet in zijn verdediging kan worden geschaad”, na een daartoe strekkend amendement van leden van de Tweede Kamer is ingetrokken. Bij de behandeling van een zaak op tegenspraak zal het onderzoek dus slechts aanstonds kunnen worden voortgezet indien de verdachte of zijn uitdrukkelijk gemachtigd raadsman daartoe toestemming heeft gegeven. In dit geval is sprake van een behandeling van de zaak op tegenspraak. De raadsvrouwe heeft geen toestemming als hiervoor bedoeld gegeven en om aanhouding van de zaak verzocht. Het oordeel van het Hof dat het onderzoek niettemin aanstonds kan worden voortgezet op de grond dat de verdachte door het achterwege laten van een kennisgeving van de wijziging redelijkerwijze niet in zijn verdediging wordt geschaad, is derhalve onjuist. De onder 2.5 geformuleerde vraag moet dan ook ontkennend worden beantwoord.”
Aanhouding na wijziging tenlastelegging
Artikel 314 Sv regelt wat er na wijziging van de tenlastelegging moet gebeuren:
“1. Indien de telastlegging overeenkomstig artikel 313 is gewijzigd, wordt aan de verdachte door de griffier een gewaarmerkt afschrift van de gewijzigde telastlegging op de terechtzitting verstrekt, tenzij de rechtbank oordeelt dat met de uitreiking van een door de griffier gewaarmerkt afschrift van de wijzigingen kan worden volstaan. Is tegen de verdachte verstek verleend, dan wordt het onderzoek op de gewijzigde telastlegging aanstonds voortgezet indien de verdachte door het achterwege laten van kennisgeving van de wijziging redelijkerwijze niet in zijn verdediging wordt geschaad. In het andere geval wordt de gewijzigde telastlegging hem zo spoedig mogelijk betekend. Indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt hem in het laatstgenoemde geval tevens onverwijld een vertaling van de gewijzigde tenlastelegging verstrekt.
2. De rechtbank schorst het onderzoek zo nodig voor een bepaalde tijd; met toestemming van de verdachte of de raadsman die op grond van artikel 279, eerste lid, tot de verdediging is toegelaten, kan het onderzoek echter aanstonds of na een korte onderbreking worden voortgezet.”
Conclusie A-G: alleen doorgaan zitting na toestemming advocaat
Ter verduidelijking nog een citaat uit de conclusie van de A-G bij dit arrest:
“3.9. Uit de geschiedenis van de Wet vormverzuimen blijkt dat het oorspronkelijk voorstel van de Regering om het aan de rechter over te laten om uit te maken of de verdachte door voortzetting van het onderzoek na wijziging van de tenlastelegging redelijkerwijs niet in zijn verdediging kan worden geschaad is verworpen. Als verdachte geen toestemming geeft tot onmiddellijke voortzetting moet, zo maak ik op uit de wetsgeschiedenis, het onderzoek worden geschorst. Bij de herziening van de voorschriften betreffende het onderzoek ter terechtzitting is hieraan niets gewijzigd, maar is enkel de bevoegdheid om toestemming te verlenen ook aan de gemachtigd advocaat toegekend. De wijziging van artikel 314 Sv door de Wet stroomlijnen hoger beroep was slechts ingegeven door de wens om in geval van verstek te kunnen afzien van het betekenen van de wijziging van de tenlastelegging als deze wijziging slechts een ondergeschikt karakter had, om onnodige vertraging van het onderzoek te kunnen voorkomen.”