Voorwaarden verbeurdverklaring van goederen
Artikel 33a Sr. geeft de voorwaarden voor wanneer goederen voor verbeurdverklaring in aanmerking komen. Het moet gaan om goederen die geheel of gedeeltelijk toebehoren aan de veroordeelde of waarvan de rechthebbende wist of had kunnen weten dat die voorwerpen een relatie hebben met de strafbare gedraging.
Alle goederen
Hoewel de wettelijke bepalingen het steeds hebben over voorwerpen, wordt hiermee gedoeld op alle zaken en vermogensrechten (art. 33a lid 4 Sr.). Ook worden in artikel 33a lid 1 onder f Sr, uitdrukkelijk zakelijke en persoonlijke rechten genoemd.
Daarin verschilt de regeling van de verbeurdverklaring van goederen van die van de onttrekking aan het verkeer. De maatregel onttrekking aan het verkeer kan alleen worden opgelegd ten aanzien van voorwerpen en dus niet bij gebouwen, vermogensrechten, etc.
Artikel 33a Sr. ziet bijvoorbeeld ook op aan de verdachte toebehorend giraal geld dat gestort is op een derdenrekening (HR 10 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC9196).
Waar van voorwerpen wordt gesproken, gaat het om alle goederen, ook zakelijke en persoonlijke rechten.
Rechterlijke beslissing
In ieder geval moet het gaan om een rechterlijke beslissing. Goederen kunnen niet bij strafbeschikking verbeurd worden verklaard.
Gevallen verbeurdverklaring van goederen van veroordeelde
In artikel 33a Sr. wordt aangegeven in welke gevallen de rechter de bijkomende straf van verbeurdverklaring van goederen kan uitspreken.
-
- bij voorwerpen die geheel of grotendeels door middel van of uit baten van het strafbare feit zijn verkregen (art. 33a lid 1 onder a Sr.)
> het gaat hier om de directe en indirecte vruchten van het strafbare feit. Deze grond geldt alleen voor de voorwerpen die aan de veroordeelde toebehoren en niet ten aanzien van derden. Voorbeelden: illegaal geteelde hennepplantjes of gestolen fiets waarvan eigenaar niet meer te traceren is.
Ook goederen die zijn aangeschaft uit de opbrengst van illegale activiteiten zoals hennepteelt kunnen op deze grond verbeurd worden verklaard. Het gaat hier om de het zogenaamde 'vervolgprofijt' (Kamemrstukken II,2009 - 2010, nr. 32194) - bij voorwerpen met betrekking tot welke het feit is begaan (art. 33a lid 1 onder b Sr.)
> hiermee wordt een categorie voorwerpen bedoeld die in feite het lijdend voorwerp zijn van het strafbare feit, bijv. de afgekeurde partij vlees die toch door de veroordeelde op de markt is gebracht of de auto die via een vals chassisnummer is voorzien van een andere identiteit, of de partij drugs die het land is ingebracht. - bij voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid (art. 33a lid 1 onder c Sr.).
> hiermee wordt bedoeld: voorwerpen die gebruikt zijn om het strafbare feit te plegen of voor te bereiden, bijv. inbrekerswerktuig dat is gebruikt bij een inbraak of een wapen / vluchtauto die gebruikt is bij een overval, de mobiele telefoon waarmee de gesprekken zijn gevoerd die hebben geleid tot het strafbare feit.
Het enkele feit dat de voorwerpen geschikt zijn om om een strafbaar feit te plegen, is niet voldoende. De jurisprudentie eist dat de voorwerpen bij de voorbereiding of de uitvoering van het strafbare feit daadwerkelijk zijn gebruikt in die zin dat er sprake is van een verband tussen het strafbare feit en het voorwerp. - bij voorwerpen met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd (art. 33a lid 1 onder d Sr.)
> het kan hier bijv. gaan om apparatuur die erop is gericht om de communicatie van de politie te blokkeren;
> vermommingskleding bij de vlucht gedragen - bij voorwerpen die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd (art. 33a lid 1 onder e Sr.)
> het gaat hier om voorwerpen die bedoeld zijn om strafbare feiten mee te plegen, zoals apparatuur om paspoorten mee te vervalsen. Het gaat om de potentiële instrumenten. Er bestaat hier overlapping met de onder 3 genoemde categorie.
- bij voorwerpen die geheel of grotendeels door middel van of uit baten van het strafbare feit zijn verkregen (art. 33a lid 1 onder a Sr.)
Gevallen verbeurdverklaring van goederen van derden (= anderen)
Ook goederen die niet in eigendom aan de veroordeelde, maar aan derden (=anderen) toebehoren, kunnen verbeurd worden verklaard. Met de term 'toebehoren' wordt gedoeld op de rechthebbende van die goederen. Bij stoffelijke zaken is dat de eigenaar, maar bij vorderingen is dat de schuldeiser of bij vruchtgebruik de vruchtgebruiker.
Op grond van artikel 33a lid 2 Sr. kunnen ook goederen van derden verbeurd worden verklaard als die derde wist of rederlijkerwijs kon vermoeden welk gebruik van die voorwerpen werd gebruikt. Bij het uitlenen van een breekijzer zal hierover weinig discussie bestaan, maar anders is dat bij het uitlenen van een auto.
Bij een leaseauto is de leasemaatschappij de eigenaar, en derhalve rechthebbende, van de auto. Ook de gebruiker van de auto, kan echter, als persoon onder wie het voertuig in beslag is genomen, een klaagschrift indienen.
Gevallen verbeurdverklaring van goederen bij mede-eigendom veroordeelde en derde
Mede-eigendom staat niet in de weg aan een verbeurdverklaring van goederen (HR 6 mei 1986, NJ 1987, 7). Zelfs als de mede-eigenaren volledig te goeder trouw waren en niet wisten welk gebruik er werd gemaakt van het voorwerp, kan het goed verbeurd worden verklaard (HR 21 september 2004, NbSr. 2004, 404). Wel kan de rechter in die gevallen gebruik maken van de compensatieregeling en de mede-eigenaar een vergoeding
Motiveringsplicht rechter
Uit de uitspraak moet blijken dat aan de voorwaarden voor verbeurdverklaring is voldaan. In de uitspraak moet worden aangegeven wat de relatie met het delict is en op welke wijze aan het toebehorensvereiste is voldaan (HR 15 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4252).