Vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf (TUL) moet ex nunc worden beoordeeld
Nu het mogelijk is dat uitspraken van de rechtbank dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, zullen we steeds meer zaken zien waarbij een (niet-onherroepelijk) veroordeelde zich niet houdt aan de voorwaarden, waarna de officier van justitie een vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf (TUL) zal doen. De vraag is dan wat er moet gebeuren wanneer de uitspraak van het gerechtshof in hoger beroep eerder komt dan de behandeling van de vordering TUL. Stel dat het hof de verdachte later vrijspreekt, wat moet er dan gebeuren met de vordering TUL? De uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 februari 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:464 gaat hierover.
Toetsing ex nunc; OM niet-ontvankelijk
Bijzondere voorwaarden waren dadelijk uitvoerbaar verklaard. Tussen moment indienen vordering door OM en beslissing rechtbank heeft het gerechtshof in hoger beroep arrest gewezen: geen bijzondere voorwaarden meer opgelegd.
De rechtbank oordeelde als volgt:
“Voor het beantwoorden van die vraag is de situatie ten tijde van de beslissing van belang en niet de situatie zoals die was ten tijde van het indienen van de vordering tot tenuitvoerlegging door het Openbaar Ministerie. Er is dus sprake van een zogenoemde ‘ex nunc’-toetsing.
De vordering is gestoeld op het niet naleven door veroordeelde van dadelijk uitvoerbaar verklaarde bijzondere voorwaarden. Doordat het gerechtshof op 1 december 2015 het vonnis ten aanzien van de strafoplegging heeft vernietigd en arrest heeft gewezen zijn deze bijzondere voorwaarden niet meer van kracht. Het niet naleven van deze bijzondere voorwaarden kan dan ook geen grond meer zijn om de tenuitvoerlegging te vorderen. Dat brengt met zich dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging.”
< Terug naar Dadelijke uitvoerbaarheid< Terug naar voorwaardelijk