Wegrennen levert geen bewijs voor medeplegen op

Wanneer je samen wegrent nadat een strafbaar feit is gepleegd, levert dit nog geen bewijs op voor het medeplegen van dat feit. Er lag nog best veel aan bewijs, maar toch vond de rechtbank dit onvoldoende voor medeplegen. Het ging om een straatroof; het stelen van een tasje:

  • De aangeefster zag twee jongens in haar richting ziet lopen.
  • Eén van de jongens probeert vervolgens aan haar tas te trekken.
  • De medeverdachte heeft verklaard dat hij en de verdachte van te voren een plan hadden gemaakt om iemand te beroven, dat zij naar de vrouw zijn gegaan en dat ze na afloop samen zijn weggerend. Ook waren er afspraken gemaakt over de verdeling van de buit.
  • De verdachte heeft erkend dat hij samen met zijn neef, nadat deze aan de tas probeerde te trekken, is weggerend. Hij heeft zich in ieder geval niet gedistantieerd van het feit.

Verweer advocaat

De advocaat van de verdachte heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de ondergrens van medeplegen in deze zaak niet wordt bereikt, gelet op het volgende.
De aangeefster verklaart dat er één man, welke zij later heeft herkend bij de spiegelconfrontatie (te weten de medeverdachte), plotseling op haar af kwam rennen. Bij de spiegelconfrontatie met de verdachte herkent zij de verdachte niet met zekerheid.
Verder blijkt uit zowel de verklaring van de aangeefster als de verklaring van de medeverdachte dat het feit zich plotseling voordeed, hetgeen de impulsiviteit van de gedraging van de medeverdachte onderstreept. Deze verklaringen zijn ondersteunend voor de verklaring die de verdachte heeft over het feit, namelijk dat slechts enkele seconden vóór het gebeurde de medeverdachte hem vertelde dat hij de vrouw ging beroven. De verdachte ontkent dan ook ten stelligste dat hij en de medeverdachte samen een plan hebben beraamd om iemand te beroven.
De advocaat heeft gesteld dat de medeverdachte bovendien zeer wisselende verklaringen heeft afgelegd, zodat deze niet als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt.
Op basis van de verklaringen die voorhanden zijn in het dossier kan naar de mening van de advocaat het feit niet wettig en overtuigend bewezen worden.

Rechtbank: geen strafbare gedraging, en ook geen medeplegen

De rechtbank oordeelde als volgt:
“Niet ter discussie staat dat getracht is de aangeefster te beroven van haar tas en dat de medeverdachte degene is geweest die dit heeft geprobeerd. De vraag die de rechtbank in deze zaak dient te beantwoorden is of er sprake is geweest van (een) strafbare gedraging(en) van de verdachte die valt aan te merken als medeplegen.
Voorop staat dat voor medeplegen is vereist dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en dat de daders willens en wetens samenwerken tot het verrichten van de strafbare gedraging. Het is daarvoor niet vereist dat alle medeplegers de uitvoeringshandeling(en) mede verrichten.
Op basis van de voorhanden zijnde verklaringen die zich in het dossier bevinden en het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank onvoldoende overtuigend bewezen dat de verdachte een strafbare gedraging valt te verwijten.
De rechtbank overweegt dat alleen de verklaring van de medeverdachte, die bovendien zeer wisselend is in zijn verklaringen, onvoldoende is om aan te nemen dat er sprake was van een gezamenlijk plan om de aangeefster te beroven. De verdachte ontkent dat er een dergelijk plan is gemaakt.
De aangeefster verklaart weliswaar over twee jongens die haar tegemoet lopen, maar verklaart ook zeer duidelijk over één jongen die naar haar toe komt rennen en tracht haar tas te pakken. Deze jongen, te weten de medeverdachte, herkent zij ook later bij de spiegelconfrontatie. De verdachte herkent zij niet met zekerheid.
Het feit dat de verdachte achter de medeverdachte is aangerend, nadat deze had getracht de tas weg te nemen, kan aanleiding geven om te vermoeden dat de verdachte deelnam aan de beroving. Het valt echter niet uit te sluiten dat, zoals ook door de verdediging is gesteld, de jonge leeftijd van de verdachte, de familieband tussen de verdachten en de gedragstoornis van de verdachte hiervan de reden is geweest.
Ook het feit dat de aangeefster na afloop de medeverdachte tegen de verdachte hoort zeggen: “Het lukte niet, ze hield te stevig vast” kan, behalve in een afgesproken plan, ook heel goed passen in het standpunt van de verdediging dat de medeverdachte impulsief heeft gehandeld.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat het enkel aanwezig zijn en zich niet distantiëren van een strafbaar feit, dat overigens slechts enkele seconden in beslag nam, onvoldoende is om de verdachte als medepleger aan te merken.

Alles afwegende is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.

 

< Terug naar Medeplegen
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden