Zelf geen geweld gebruikt, wel steeds terug gekomen is onvoldoende voor medeplegen
Het enkele verwijt dat de verdachte zich niet heeft gedistantieerd en steeds terug is gekomen naar de vechtpartij, is onvoldoende voor medeplegen (HR 8 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:382).
Beoordelingskader medeplegen
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict. (Vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390.)
HR: geen medeplegen, onvoldoende eigen aandeel
“Het Hof heeft in zijn bewijsoverweging gemotiveerd op grond waarvan naar zijn oordeel het tenlastegelegde ‘medeplegen’ bewezen is. Blijkens zijn overweging is het Hof uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden. De medeverdachte [medeverdachte] heeft in een tijdsbestek van uren in aanwezigheid van de verdachte geweldshandelingen verricht jegens de aangever. Die handelingen bestonden uit het meermalen met kracht in het gezicht en tegen het hoofd slaan en tegen het hoofd en het bovenlichaam schoppen. De verdachte heeft zelf geen geweld gepleegd, maar hij heeft in dat tijdsbestek geen enkele feitelijke poging ondernomen om het geweld te doen stoppen, ook toen hem duidelijk was dat de aangever weerloos was (gemaakt) en daardoor in hulpeloze toestand verkeerde. De verdachte is een aantal keren weggegaan naar het toilet “omdat hij even geen zin had in wat er daar gebeurde”, maar hij ging telkens weer terug.
Deze door het Hof in aanmerking genomen feiten en omstandigheden zijn onvoldoende om te kunnen aannemen dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het delict. Ook uit de bewijsmiddelen kan niet een bijdrage van de verdachte volgen die als een ‘intellectuele of materiële bijdrage’ van voldoende gewicht aan het delict kan worden aangemerkt.
zie conclusie:
- P-G (A-G Hofstee) 5 april 2016, ECLI:NL:PHR:2016:233
- P-G (A-G Spronken, 5 april 2016, ECLI:NL:PHR:2016:234
HR, 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316