Oproepen getuigen in appelschriftuur
Wanneer de advocaat in hoger beroep getuigen wenst te horen, dan kan hij die vooraf opgeven in een appelschriftuur.
Appelschriftuur alleen bij door verdachte ingesteld hoger beroep
Ingeval het hoger beroep is ingesteld door de officier van justitie en niet ook door of namens de verdachte, heeft de verdediging niet de mogelijkheid haar getuigen bij appelschriftuur op te geven maar wel de mogelijkheid deze vóór de terechtzitting op te geven bij de advocaat-generaal.
> Meer informatie verzoek advocaat-generaal om getuigen op te roepen
Wettelijk kader oproepen getuigen via appelschriftuur
De art. 263-264 Sv (oproepen getuigen via de officier van justitie) zijn in art. 415 Sv niet (rechtstreeks) van overeenkomstige toepassing verklaard op het rechtsgeding voor het gerechtshof. Hiervoor in de plaats de art. 410, 414 en 418 Sv, welke artikelen voorschriften bevatten met betrekking tot het doen van een verzoek tot oproeping van getuigen vóór de terechtzitting in hoger beroep. In artikel 410 lid 3 Sv. is de mogelijkheid voor het indienen van een appelschriftuur geregeld. Hierin kan de advocaat de getuigen opgeven die hij in hoger beroep bij het hof gehoord wenst te hebben.
Termijn indienen appelschriftuur
Het appelschriftuur moet binnen 14 dagen het het instellen van het hoger beroep worden ingediend.
Plaats van indiening
Het appelschriftuur moet worden ingediend bij de rechtbank waar de zaak is behandeld. Dit heeft te maken met het feit dat het dossier nog op de rechtbank ligt en dat het pas later wordt doorgestuurd naar het hof.
Voorschriften appelschriftuur
Op grond van artikel 410 lid 1 Sv. dient een appelschriftuur de grieven tegen het vonnis in eerste aanleg te bevatten. In die bepaling worden geen nadere materiële eisen gesteld waaraan de appelschriftuur, die ook door de verdachte zelf kan worden ingediend, dient te voldoen terwijl die schriftuur aan belang heeft gewonnen door de mogelijkheid om daarin getuigen op te geven met consequenties voor de bij de beoordeling daarvan aan te leggen maatstaf. Daarom ligt in de rede aan de formulering van de grieven thans geen hoge eisen te stellen en zal de rechter ingeval in het desbetreffende geschrift niet met zoveel woorden grieven zijn geformuleerd, maar wel een opgave van een of meer getuigen is gedaan, op grond van die opgave mogen aannemen dat is voldaan aan het voor de appelschriftuur geldende vereiste dat het de grieven tegen het vonnis bevat.
Maatstaf beoordeling bij appelschriftuur opgegeven getuigen
Een – tijdig ingediende – appelschriftuur wordt op grond van art. 410 lid 3 Sv aangemerkt als een opgave in de zin van art. 263 Sv, tweede lid, Sv waarop art. 264 Sv van overeenkomstige toepassing is. Dat betekent dat de advocaat-generaal bij het hof bij een met redenen omklede beslissing kan weigeren een of meer van de opgegeven getuigen op te roepen.
De maatstaf voor de beoordeling van een tijdig ingediende appelschriftuur is dan het verdedigingsbelang. Dit betekent dat de advocaat-generaal het verzoek om getuigen te horen alleen mag weigeren wanneer het horen van de getuigen niet van belang is voor enige te nemen beslissing.
> Weigeringsgronden artikel 264 Sv oproepen getuigen
Daarnaast kan de advocaat-generaal op grond van artikel 410 lid 3 Sv. in het geval dat de berechting in eerste aanleg op tegenspraak, de oproeping van een bij appelschriftuur opgegeven getuige weigeren indien de getuige ter terechtzitting in eerste aanleg dan wel door de rechter-commissaris is gehoord én het horen van die getuige ter terechtzitting in hoger beroep niet "noodzakelijk" is te achten.
Maatstaf bij niet opgeroepen of niet verschenen getuigen
Wanneer de door de advocaat gevraagde getuigen op de zitting bij het hof niet zijn verschenen of wanneer de getuigen niet door de advocaat-generaal zijn opgeroepen, kan de advocaat op grond van 287 lid 3 onder a Sv het hof verzoeken om de oproeping van die niet verschenen getuigen te bevelen. Ingevolge art. 330 Sv moet op straffe van nietigheid op zo een verzoek worden beslist.
Het hof kan afzien van het geven van een bevel tot oproeping, maar uitsluitend
(i) met toestemming van de officier van justitie en de verdediging (art. 288 lid 3 Sv.), of
(ii) indien die procespartijen niet instemmen met het afzien van het horen, op de gronden die zijn genoemd in art. 288, eerste lid onder b en c, Sv,
- te weten dat het gegronde vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van de getuige door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting in gevaar wordt gebracht en het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang om de getuige ter terechtzitting te kunnen ondervragen,
- dan wel dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat daardoor het openbaar ministerie niet in zijn vervolging of de verdachte in zijn verdediging wordt geschaad.
Maatstaf beoordeling verzoek oproepen – vooraf tijdig opgegeven – getuigen: het verdedigingsbelang.
Verzoek oproepen getuigen herhalen
Met betrekking tot een door de verdediging opgegeven en door de advocaat-generaal opgeroepen getuige die niet is verschenen ter terechtzitting, is in art. 287, derde lid onder b, Sv bepaald dat die getuige hernieuwd wordt opgeroepen. Voor zo een hernieuwde oproeping is volgens de wet geen verzoek van de verdediging vereist. In aanmerking genomen evenwel dat het hof ook in zo een geval kan afzien van het horen van de niet-verschenen getuige op de grond dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat daardoor de verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad, ligt het in de rede dat met het oog daarop door of namens de verdachte ter terechtzitting een gemotiveerd verzoek wordt gedaan tot hernieuwde oproeping en dat het hof uit het achterwege blijven van zo een verzoek afleidt dat de verdediging geen prijs meer stelt op het horen van de niet verschenen getuige.
Het hof is dus slechts dan gehouden een beslissing te geven omtrent de (hernieuwde) oproeping van die getuige indien daartoe door de advocaat ter terechtzitting van het hof een uitdrukkelijk en gemotiveerd verzoek is gedaan. Maatstaf bij de beslissing op zo een verzoek is het verdedigingsbelang, mits de getuigen al vooraf waren opgegeven bij appelschriftuur.
Dit is evenwel anders in het geval dat de berechting in eerste aanleg op tegenspraak heeft plaatsgevonden én de getuige ter terechtzitting in eerste aanleg dan wel door de rechter-commissaris is gehoord, en het hof het horen van de getuige ter terechtzitting niet "noodzakelijk" oordeelt. Met het oog op die situatie is - in lijn met art. 410, derde lid, Sv waarin aan de advocaat-generaal de bevoegdheid is gegeven tot niet-oproeping van opgegeven getuigen - in art. 418, tweede lid, Sv bepaald dat het hof op diezelfde gronden de oproeping kan weigeren van bij appelschriftuur opgegeven getuigen.