Betekening dagvaarding op GBA-adres
De betekening van de dagvaarding geschiedt zoveel mogelijk op het GBA-adres. Op dat adres is de kans namelijk het grootst dat de dagvaarding hem bereikt.
Betekening in persoon heeft voorkeur
Behoudens in het geval dat de verdachte (uit anderen hoofde is gedetineerd) waarin betekening van de dagvaarding aan de verdachte in persoon op straffe van nietigheid is voorgeschreven, geldt dat de betekening van de dagvaarding aan de verdachte in persoon weliswaar - mede met het oog op de mogelijkheid tot gebruikmaking door de verdachte van zijn aanwezigheidsrecht - wenselijk is, maar dat het achterwege blijven daarvan in de regel geen afbreuk doet aan de geldigheid van de dagvaarding.
Gelet op die wenselijkheid van de betekening van de dagvaarding aan de verdachte in persoon, dient het openbaar ministerie, wanneer daartoe aanleiding bestaat, met gebruikmaking van de thans beschikbare geautomatiseerde informatiesystemen te onderzoeken of de verdachte uit anderen hoofde is gedetineerd dan wel is ingeschreven in een gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (verder GBA). Uit het systeem van art. 588 Sv vloeit immers voort dat bij de betekening van de dagvaarding aan verdachten die niet zijn gedetineerd, voorrang behoort te worden gegeven aan uitreiking aan het adres waarop de verdachte als ingezetene is ingeschreven in de GBA. Dit sluit aan bij de wettelijke, van een strafsanctie voorziene, verplichting van iedere burger om van zijn adres - waaronder mede is begrepen een briefadres - en van wijziging daarvan aangifte te doen bij het gemeentebestuur (art. 65 e.v. en art. 147 Wet GBA).
Betekening op GBA-adres is uitgangspunt
Met uitzondering van het geval dat de verdachte gedetineerd is, heeft de betekening van de dagvaarding op het GBA-adres als uitgangspunt te gelden.
Benadrukt moet worden dat het gaat om het GBA-adres waarop de verdachte in de GBA stond ingeschreven op het tijdstip van de vergeefse aanbieding en binnen vijf dagen daarop volgend. Aan de geldigheid van de betekening door middel van uitreiking van de dagvaarding aan de griffier doet dus niet af:
a. dat de verdachte bij zijn verhoor door de politie een andere woon- of verblijfplaats heeft opgegeven dan zijn GBA-adres;
b. dat het GBA-adres blijkens de opgave van de gemeente "in onderzoek" is;
c. dat de verdachte ten tijde van de uitreiking aan de griffier niet meer woonde of verbleef op dat GBA-adres.
Van de verdachte kan immers worden gevergd dat hij ervoor zorgt dat de dagvaarding hem kan bereiken indien hij van adres verandert.(Vgl. HR 4 november 1997, NJ 1998, 175)
Uitreiking aan ander op GBA-adres
Indien de verdachte is ingeschreven in een GBA, is de betekening in elk geval geldig indien de dagvaarding is aangeboden aan zijn GBA-adres en - omdat hij aldaar niet werd aangetroffen - is uitgereikt aan iemand die zich op dat adres bevond en zich bereid verklaarde de dagvaarding onverwijld aan de verdachte te doen toekomen (art. 588 lid 3 sub a).
Daarbij moet worden aangetekend dat een dergelijke bereidverklaring alleen rechtsgeldig kan worden gedaan in geval van aanbieding aan het GBA-adres van de verdachte.
Dagvaarding 7 dagen op postkantoor
Op grond van art. 4 van het Besluit kennisgeving gerechtelijke mededelingen moet de dagvaarding minimaal 7 dagen worden bewaard op het postkantoor:
"1. Indien op het in de gerechtelijke mededeling vermelde adres een schriftelijk bericht als bedoeld in artikel 588, derde lid, onderdeel b, van de wet wordt achtergelaten, wordt het gerechtelijk schrijven op de in dat bericht vermelde plaats bewaard gedurende de eerstvolgende zeven dagen na de dag van aanbieding.
2. Op de in het eerste lid bedoelde termijn is de Algemene termijnenwet niet van toepassing."
Het niet voldoen aan deze termijn leidt evenwel niet tot nietigheid van de dagvaarding (Hoge Raad, 14 september 2010, LJN: BM4385):
"Het middel berust op de opvatting dat de niet-inachtneming van de in art. 4, eerste lid, genoemde termijn van zeven dagen leidt tot nietigheid van de betekening van de desbetreffende gerechtelijke mededeling, in dit geval de inleidende dagvaarding. Die opvatting is onjuist, aangezien de wet bedoeld verzuim niet met nietigheid bedreigt en uit de stukken van het geding niet blijkt van omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat het verzuim desalniettemin zou behoren te leiden tot nietigheid van de betekening van de dagvaarding. De Hoge Raad neemt daarbij in aanmerking dat het middel niets inhoudt omtrent enig belang waarin de verdachte is getroffen doordat de dagvaarding niet de volle zeven dagen op het postkantoor is bewaard."
Achterlating bericht van aankomst
In geval van aanbieding aan een adres waarop de verdachte niet staat ingeschreven in de GBA, terwijl van hem wel een inschrijving elders in een GBA bekend is, de dagvaarding op eerstgenoemd adres slechts aan hem in persoon kan worden uitgereikt of, na achterlating van een bericht van aankomst op de daarin vermelde plaats, aan de verdachte in persoon dan wel aan een door hem daartoe mondeling of schriftelijk gemachtigde.(Vgl. HR 12 november 1996, NJ 1998, 628)
Daarbij verdient opmerking dat een dergelijk bericht van aankomst slechts behoeft te worden achtergelaten indien op het GBA-adres waar de dagvaarding is aangeboden, niemand is aangetroffen. Dat bericht behoeft dus niet te worden achtergelaten indien de desbetreffende woning niet (meer) bestaat, dan wel door iemand die zich op dat adres bevond is medegedeeld dat de verdachte daar niet woont of verblijft.
Mededeling verdachte vertrokken
De omstandigheid dat bij de aanbieding van de dagvaarding aan het GBA-adres van de verdachte aldaar iemand aanwezig blijkt te zijn die mededeelt dat de verdachte daar niet woont of verblijft, of die zich niet bereid verklaart het stuk onverwijld aan de geadresseerde te doen toekomen, staat niet in de weg aan de geldigheid van de betekening door middel van uitreiking van de dagvaarding aan de griffier. Dergelijke mededelingen nopen evenmin tot het instellen van een nader onderzoek naar de feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte.
Vertrokken 'naar land onbekend'
In zijn arrest van 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002/317 heeft de Hoge Raad geoordeeld (rov. 3.20) dat, wanneer volgens opgave van de GBA de verdachte naar een ander land is vertrokken, eerst dan mag worden aangenomen dat zijn woon-of verblijfplaats in het buitenland niet bekend is, indien bij de desbetreffende gemeente – zonder resultaat – navraag is gedaan of de verdachte bij zijn vertrek de voor de uitreiking van gerechtelijke mededelingen benodigde adresgegevens heeft opgegeven en of die gegevens zijn geadministreerd. In zijn arrest van 8 november 2005, LJN AU1649, NJ 2006/160 heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat voornoemde regel niet ziet op een geval als het onderhavige waarin – zoals is beschreven onder punt 4 - de betrokkene is vertrokken “naar Land onbekend”. Immers, indien niet in de daartoe bestemde registers is geregistreerd naar welk land de betrokkene is vertrokken, moet worden aangenomen dat door de betrokkene geen opgave is gedaan aan de GBA van zijn vertrek naar een concreet land van bestemming. Bij gebreke van een dergelijke opgave moet er van worden uitgegaan dat door de betrokkene evenmin opgave is gedaan van adresgegevens in het buitenland, zodat het doen van navraag bij de gemeente naar die gegevens zinloos is.
Ophalen dagvaarding door ander
Na de vergeefse aanbieding aan het GBA-adres van de verdachte kan de dagvaarding rechtsgeldig worden betekend door uitreiking aan iemand die door de verdachte schriftelijk of mondeling is gemachtigd tot het in ontvangst nemen van de dagvaarding op de plaats die is vermeld in het op het GBA-adres achtergelaten bericht van aankomst (art. 588 lid 3 sub b).
Betekening aan griffier rechtbank
Wanneer geen uitreiking (op het GBA-adres) heeft kunnen geschieden, wordt de dagvaarding teruggestuurd naar de autoriteit van welke zij is uitgegaan. Vervolgens kan zij worden uitgereikt aan de griffier van de rechtbank van het arrondissement waarbinnen de zaak zal dienen. De dagvaarding is dan rechtsgeldig betekend op voorwaarde dat bij adresverificatie blijkt dat de verdachte op de dag waarop de dagvaarding op het GBA-adres is aangeboden en tenminste vijf dagen nadien op dat adres was ingeschreven. De griffier zendt vervolgens de dagvaarding onverwijld als gewone brief over de post aan het GBA-adres (art. 588 lid 3 sub c), ook indien de verdachte ten tijde van die verzending niet meer op dat adres was ingeschreven.Indien evenwel blijkt dat de verdachte gedurende die termijn van vijf dagen naar een ander GBA-adres is overgeschreven, dient de betekeningsprocedure opnieuw een aanvang te nemen.
Blijkt dat hij in die termijn van vijf dagen is vertrokken "onbekend waarheen", dan dient te worden gehandeld volgens de procedure dat de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.