Betekening dagvaarding op feitelijk woon- of verblijfsadres
Indien op grond van het daartoe ingestelde onderzoek als vaststaand kan worden aangenomen dat de verdachte niet is ingeschreven in een GBA en niet in Nederland is gedetineerd, is de betekening in elk geval geldig indien de dagvaarding is aangeboden aan de feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte en - omdat hij aldaar niet werd aangetroffen - is uitgereikt aan iemand die zich op dat adres bevond en zich bereid verklaarde de dagvaarding onverwijld aan de verdachte te doen toekomen (art. 588 lid 3 sub a).
Andere feitelijke woon- of verblijfplaats
De rechter moet steeds onderzoeken of
- de verdachte in Nederland is gedetineerd
Is de verdachte wel in Nederland gedetineerd, dan moet immers de penitentiaire inrichting waarin de verdachte verblijft worden aangemerkt als diens bekende verblijfplaats. Met een geautomatiseerd informatiesysteem is het mogelijk om na te gaan of de verdachte - ongeacht de titel van de vrijheidsbeneming - in een Nederlandse gevangenis of een huis van bewaring verblijft. Het onderzoek zal zich dus daartoe moeten uitstrekken. - obv de stukken een feitelijk woon- of verblijfsadres bekend is
indien niet is getracht de uitreiking van de dagvaarding te doen plaatsvinden op een uit de stukken van het geding blijkend - voor de hand liggend en niet door een latere opgave achterhaald - adres dat redelijkerwijs als feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte zou kunnen gelden. Of van dat laatste sprake is, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Een algemene regel daaromtrent laat zich dus bezwaarlijk formuleren.Enige voorbeelden:
- Wat betreft de dagvaarding in eerste aanleg zou in aanmerking kunnen komen een door de verdachte bij zijn verhoor door de politie of de rechter-commissaris opgegeven adres en voorts een adres dat door of namens de verdachte aan het openbaar ministerie is medegedeeld met het oog op de betekening van gerechtelijke mededelingen. Wat betreft een oproeping voor een nadere terechtzitting kan worden gedacht aan het adres dat de verdachte heeft opgegeven op de eerdere terechtzitting, waar het onderzoek voor onbepaalde tijd is geschorst.- Wat betreft de appèldagvaarding kunnen worden genoemd het adres dat de verdachte in de appèlakte heeft doen opnemen en - indien daarin geen woon- of verblijfplaats is vermeld - het adres dat hij bij de betekening van de uitspraak in eerste aanleg dan wel op de (laatste) terechtzitting in eerste aanleg heeft opgegeven. - of de verdachte verblijft in asielzoekerscentrum
Indien ten aanzien van de verdachte het ernstige vermoeden bestaat dat hij behoort tot de categorie van personen als bedoeld in art. 33 Wet GBA in verbinding met art. 55 Besluit GBA, en in dat geval niet door middel van een voor het openbaar ministerie toegankelijk registratiesysteem is onderzocht of hij verblijft in een opvangcentrum als bedoeld in lid 3 van genoemd art. 55 (een door het Rijk beschikbaar gestelde accommodatie die uitsluitend bestemd is voor het bieden van tijdelijke opvang aan vreemdelingen). Opmerking verdient in dit verband dat uit genoemde voorschriften volgt dat vreemdelingen die geen toelating hebben tot Nederland en verblijven in een dergelijk opvangcentrum, gedurende de eerste zes maanden van hun verblijf in Nederland niet in aanmerking komen voor inschrijving in de GBA. Indien bij dat onderzoek een verblijfplaats in een opvangcentrum aan het licht komt, moet die worden aangemerkt als de feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte.
Betekening aan postbusadres
In het geval dat ten tijde van de uitreiking een postbusnummer van de verdachte bekend is waarheen niet een afschrift van de dagvaarding is verzonden, behoort de rechter het onderzoek ter terechtzitting te schorsen waarna een oproeping voor de nadere terechtzitting naar die postbus dient te worden gezonden.
Ook betekening op opgegeven (oud) GBA-adres
Wanneer de verdachte bij het instellen van hoger beroep een GBA-adres heeft opgegeven, terwijl hij later is verhuisd, moet de betekening van de dagvaarding toch ook aan dat oude, opgegeven, GBA-adres plaatsvinden.
Vlg HR 17 november 2015, ECLI:NL:PHR:2015:2263: Verdachte heeft bij het instellen h.b. een voormalig GBA-adres opgegeven. Uit het feit dat verdachte tot 20 september 2012 op dit adres in de GBA ingeschreven heeft gestaan, kon het Hof niet zonder meer afleiden dat verdachte dit bij het op 5 september 2013 instellen h.b. opgegeven adres niet wenste te handhaven als adres waar hij een afschrift van de appeldagvaarding wenste te ontvangen ex art. 588a.3 Sv.
Na onderzoek geen feitelijke woon- of verblijfplaats bekend
Bij het vorenstaande moet worden opgemerkt dat de feitenrechter op grond van onderzoek alsnog tot de conclusie kan komen dat een feitelijke woon- of verblijfplaats ontbreekt, bijvoorbeeld indien de verdachte een adres heeft opgegeven waarvan hij volgens later verkregen GBA-gegevens voordien reeds was vertrokken, terwijl de dagvaarding vergeefs is aangeboden aan dat door de verdachte opgegeven adres en ook niet is gereageerd op het aldaar achtergelaten bericht van aankomst.( Vgl. HR 25 september 2001, NJ 2002, 84)
Maar als de rechter desondanks ervan uitgaat dat het eerder door de verdachte opgegeven adres nog steeds zijn feitelijke woon- of verblijfplaats is, is de betekening van de dagvaarding eerst geldig indien zij is geschied met inachtneming van de eerder genoemde betekeningsregels (Vgl. HR 3 juli 2001, NJ 2001, 532), te weten:
- betekening dagvaarding aan de feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte en - omdat hij aldaar niet werd aangetroffen - is uitgereikt aan iemand die zich op dat adres bevond en zich bereid verklaarde de dagvaarding onverwijld aan de verdachte te doen toekomen (uitgangspunt)
- Nadere verificatie van het adres in de GBA kan achterwege blijven
- dat wanneer betekening van de dagvaarding op het feitelijk woon- of verblijfsadres niet mogelijk is, uitreiking van de dagvaarding aan de griffier moet plaatsvinden en deze - met analogische toepassing van art. 588 lid 3 sub c - de dagvaarding onverwijld als gewone brief over de post aan het feitelijke woon- of verblijfadres van de verdachte behoort te zenden, zie hierna:
Laatste mogelijkheid: betekening aan griffier
Indien op grond van het daartoe ingestelde onderzoek als vaststaand kan worden aangenomen dat de verdachte:
- niet is ingeschreven in een GBA, waaronder mede is begrepen het geval dat hij is ingeschreven op een zogeheten punt-adres,
- niet is gedetineerd in Nederland,
- niet een feitelijke woon- of verblijfplaats van hem in Nederland bekend is, waaronder mede begrepen is het geval dat alleen een postbusnummer bekend is, en voorts
- niet een adres van hem in het buitenland bekend is,
is de betekening in elk geval geldig indien de dagvaarding is uitgereikt aan de griffier van de rechtbank van het arrondissement waarbinnen de zaak zal dienen (art. 588 lid 1 sub b onder 3°). De griffier kan de dagvaarding vervolgens opleggen.