Betekening dagvaarding bij bekend adres in buitenland
Indien op grond van het daartoe ingestelde onderzoek als vaststaand kan worden aangenomen dat de verdachte niet is ingeschreven in een GBA en niet in Nederland is gedetineerd, en ook niet een feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland, maar wel een adres in het buitenland bekend is, geschiedt de betekening van de dagvaarding door toezending van de dagvaarding door het openbaar ministerie hetzij rechtstreeks aan het laatstbekende adres van de verdachte in het buitenland, hetzij door tussenkomst van de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie (art. 588 lid 2). Door die toezending is de dagvaarding rechtsgeldig betekend. Als datum waarop die betekening plaatsvindt, geldt de datum van de verzending van de dagvaarding, waarvan aantekening dient te geschieden in de akte van uitreiking.
Opmerking verdient allereerst dat de enkele omstandigheid dat de dagvaarding eerst aan de griffier is uitgereikt en door deze - en dus niet rechtstreeks door het openbaar ministerie - aan de verdachte is toegezonden, niet meebrengt dat de betekening nietig is.(Vgl. HR 5 februari 2002, LJN AD6989).
Onderzoek woon- of verblijfsplaats in buitenland
Wanneer volgens opgave van de GBA de verdachte naar een ander land is vertrokken, mag eerst dan worden aangenomen dat zijn woon- of verblijfplaats in het buitenland niet bekend is indien bij de desbetreffende gemeente - zonder resultaat - navraag is gedaan of de verdachte bij zijn vertrek de voor de uitreiking van gerechtelijke mededelingen benodigde adresgegevens heeft opgegeven en of die gegevens zijn geadministreerd.(Vgl. HR 8 juni 1999, NJ 1999, 617)
De regeling van art. 588 lid 2 is van overeenkomstige toepassing indien de verdachte een bekende woon- of verblijfplaats heeft op de Nederlandse Antillen of Aruba.(Vgl. HR 27 februari 2001, NJ 2001, 323 en HR 25 september 2001, NJ 2002, 83)
Deze regeling moet ook worden toegepast wanneer van de in het buitenland woonachtige of verblijvende verdachte bekend is dat hij in Nederland een kantooradres houdt (Vgl. HR 10 juli 2001, NJ 2001, 603) of met het oog op de betekening woonplaats heeft gekozen.
Rechtstreekse toezending dagvaarding
In geval van rechtstreekse toezending van de dagvaarding aan de verdachte geldt dat die toezending in de regel kan geschieden als gewone brief over de post. Dit is alleen anders indien een door Nederland aangegane verdragsverplichting jegens de Staat waarheen de dagvaarding moet worden verstuurd, zich daartegen verzet.
Toezending door tussenkomst buitenlandse autoriteit of instantie
In geval van toezending van de dagvaarding door tussenkomst van de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie geldt:
a. dat uit de stukken slechts behoeft te blijken dat die tussenkomst is ingeroepen doch niet dat aan het gedane verzoek is voldaan. Indien evenwel aannemelijk is dat de buitenlandse autoriteit of instantie geen uitvoering heeft gegeven aan het verzoek, behoort de rechter het onderzoek ter terechtzitting te schorsen teneinde het verzuim te doen herstellen.
b. dat wanneer de buitenlandse autoriteit of instantie heeft bericht dat de dagvaarding aan de verdachte is uitgereikt, deze uitreiking geldt als een betekening in persoon zonder dat hiervan nog uit een afzonderlijke akte behoeft te blijken (art. 588 lid 2).
Taal dagvaarding
Niet-naleving van verdragsverplichtingen betreffende bijvoorbeeld de taal waarin de dagvaarding moet zijn gesteld en de termijn welke bij de verzending in acht behoort te worden genomen, leidt niet tot nietigheid van de dagvaarding. Wel kan dit grond vormen voor de hierna schorsing van het onderzoek ter terechtzitting.
Schorsing onderzoek ter terechtzitting
Voorts verdient opmerking dat in een aantal gevallen waarin de tussenkomst van de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie is ingeroepen, de verplichting bestaat tot schorsing van het onderzoek ter terechtzitting.
Dit is o.a. het geval wanneer het adres van de verdachte in het buitenland bekend is, en hetzij blijkt dat bij de toezending van de dagvaarding aan de verdachte de ter zake geldende verdragsverplichtingen niet zijn nageleefd (Vgl. HR 15 januari 2002, LJN AD8129), hetzij het ernstige vermoeden bestaat dat de buitenlandse autoriteit of instantie geen uitvoering heeft gegeven aan het verzoek tot uitreiking van de dagvaarding.
In die gevallen dient het onderzoek ter terechtzitting te worden geschorst opdat het desbetreffende verzuim wordt hersteld, dan wel de gedetineerde verdachte alsnog in de gelegenheid wordt gesteld op een nadere terechtzitting aanwezig te zijn.
Vertrokken 'naar land onbekend
In zijn arrest van 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002/317 heeft de Hoge Raad geoordeeld (rov. 3.20) dat, wanneer volgens opgave van de GBA de verdachte naar een ander land is vertrokken, eerst dan mag worden aangenomen dat zijn woon-of verblijfplaats in het buitenland niet bekend is, indien bij de desbetreffende gemeente – zonder resultaat – navraag is gedaan of de verdachte bij zijn vertrek de voor de uitreiking van gerechtelijke mededelingen benodigde adresgegevens heeft opgegeven en of die gegevens zijn geadministreerd. In zijn arrest van 8 november 2005, LJN AU1649, NJ 2006/160 heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat voornoemde regel niet ziet op een geval als het onderhavige waarin de betrokkene is vertrokken “naar Land onbekend”. Immers, indien niet in de daartoe bestemde registers is geregistreerd naar welk land de betrokkene is vertrokken, moet worden aangenomen dat door de betrokkene geen opgave is gedaan aan de GBA van zijn vertrek naar een concreet land van bestemming. Bij gebreke van een dergelijke opgave moet er van worden uitgegaan dat door de betrokkene evenmin opgave is gedaan van adresgegevens in het buitenland, zodat het doen van navraag bij de gemeente naar die gegevens zinloos is.