Gebruik lokfiets als bewijs

Geplaatst op: 21 september 2018

Bij lokfietsen die door de politie worden ingezet, geldt het volgende beoordelingscriterium:

Vooropgesteld moet worden dat het plaatsen door de politie van een zogenoemde lokfiets teneinde aldus personen die zich schuldig maken aan fietsendiefstal op heterdaad te kunnen betrappen, op zichzelf niet ongeoorloofd is, ook al steunt dit handelen niet op een specifieke wettelijke regeling (vgl. HR 28 oktober 2008, ECLI:NL:HR:2008:BE9817, NJ 2009, 224). Het gebruik van een dergelijk lokmiddel is in het algemeen niet onrechtmatig indien daardoor
(a) de verdachte niet is gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht, en
(b) de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit niet zijn geschonden.NBSTRAF 2018/231, Hoge Raad, 23-01-2018, ECLI:NL:HR:2018:62, 16/05349

Lees meer >


Ne bis in idem bij samenloop bestuursrechtelijke maatregel

Geplaatst op: 20 september 2018

Vooropgesteld moet worden dat niet is uitgesloten dat het ne bis in idem-beginsel ook toepassing kan vinden ten aanzien van andere bestuurlijke sancties of maatregelen dan de verplichting tot deelname aan het alcoholslotprogramma. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad over het aan art. 68 Sr ten grondslag liggende ne bis in idem-beginsel, kan worden afgeleid dat een uitzonderlijke situatie die op gespannen voet staat met dit beginsel zich voordoet indien:

(i) een sterke gelijkenis bestaat tussen de strafrechtelijke vervolging in het betreffende geval en de procedure die leidt tot oplegging van de bestuursrechtelijke sanctie of maatregel, aangezien:

a. beide procedures hun directe oorsprong vinden in hetzelfde feit als bedoeld in art. 68 Sr en art. 313 Sv (vgl. HR 1 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BM9102), en;

b. de gevolgen van de – al dan niet onherroepelijk geworden – bestuursrechtelijke sanctie of maatregel en de van het instellen van een strafvervolging te verwachten strafrechtelijke sancties in hoge mate overeenkomen, en;

(ii) tussen deze procedures niet een zodanig nauwe samenhang bestaat dat beide procedures moeten worden beschouwd als één samenhangende reactie (sufficiently close connection), waarbij onder meer relevant is of en hoe de samenhang tussen de bestuursrechtelijke sanctie en de strafvervolging wettelijk is geregeld, in het bijzonder ten aanzien van de procedurele afstemming, de vervolgbaarheid en/of de mogelijke verdiscontering van het gewicht van de bestuursrechtelijke sanctie in de straftoemeting door de strafrechter.

Een inbreuk op het ne bis in idem-beginsel kan in strafzaken nopen tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging.

Verwezen wordt ook naar: HR 3 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:434 (alcoholslotprogramma); HR 7 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1807; HR 3 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3205 (ongeldigverklaring ex art. 134 WVW; HR 15 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:405; HR 14 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:241 (Randvoorwaardenkorting op GLB-inkomenssteun); HR 5 december 2017: ECLI:NL:HR:2017:3062 (Tijdelijk huisverbod); HR 12 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3122 (Verbeuren dwangsom); HR 16 januari 2018: ECLI:NL:HR:2018:23 (EMA).

Lees meer >


Niet-ontvankelijkheid OM vanwege handelen in strijd met Aanwijzing

Geplaatst op: 28 mei 2016

De verdachte stond terecht voor zedendelicten gepleegd in 1992 met een meisje onder de 12 jaar. Hij was toen 13 tot 15 jaar oud was. Het Hof heeft het vonnis van de Rb waarbij het OM n-o is verklaard bevestigd. De Rb heeft kort gezegd het OM n-o verklaard omdat in strijd is gehandeld met de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik, meer in het bijzonder met het voorschrift om de LEBZ te consulteren in deze zaak met een aangifte met aspecten van hervonden herinneringen en waarin, eveneens in strijd met die Aanwijzing, niet binnen 3 mnd is beslist om te vervolgen. De Hoge Raad heeft de niet-ontvankelijkheid van het OM in stand gelaten (HR 3 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU3452).

Lees meer >


Geen niet-ontvankelijkheid OM bij buitensporig geweld en onjuist p-v

Geplaatst op: 09 mei 2016

In HR 5 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:9 ging het om de volgende uitzonderlijke omstandigheden;

(i) De verdachte is met buitensporig geweld aangehouden met letsel tot gevolg;
(ii) Het ten laste gelegde feit is een direct gevolg van het buitensporige geweld tijdens de aanhouding en wel zodanig dat het feit de verdachte volgens het hof niet kan worden verweten;
(iii) Over het letsel en het uitgeoefende geweld is door de hulpofficier van justitie doelbewust onjuist geverbaliseerd in een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal;
(iv) Het openbaar ministerie heeft zich in het onderzoek ten behoeve van de verlenging van het voorarrest op genoemd proces-verbaal beroepen en heeft zich overigens tot en met het indienen van de appelschriftuur op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van disproportioneel geweld.

Toch leidde het in deze zaak niet tot een niet-ontvankelijkheid van het OM. Wellicht was het anders geweest indien ter zitting door de verdediging ook als verweer zou zijn gevoerd met de rol van het OM.

Lees meer >


Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden