Direct PIJ-maatregel via dadelijke uitvoerbaarheid ondanks hoger beroep

Bij vonnis van 11 februari 2016 is aan de veroordeelde onder meer opgelegd een voorwaardelijke pij-maatregel met als bijzondere voorwaarde behandeling en begeleiding door ASVZ. Tegen de veroordeling is hoger beroep ingediend door de verdachte. Nog voor de behandeling bij het Hof wordt negatief terug gemeld en doet de OvJ een vordering tot tenuitvoerlegging. De rechtbank is op grond van de wet en de wetsgeschiedenis van oordeel dat het gegeven dat hoger beroep is ingesteld tegen de veroordeling tot de voorwaardelijke pij-maatregel niet aan tenuitvoerlegging ervan in de weg staat, omdat de bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is verklaard. Daarbij overweegt de rechtbank uitdrukkelijk dat als waarborg onder meer geldt dat de verdediging in geval van hoger beroep bij het Hof een verzoek tot opheffing van de dadelijke uitvoerbaarheid kan doen. De veroordeelde is twee keer niet verschenen bij ASVZ zonder bericht van verhindering. Gelet daarop acht de rechtbank tenuitvoerlegging van de maatregel disproportioneel. De rechtbank wijst de vordering af en wijzigt de bijzondere voorwaarden (Rb Den Haag, 12 januari 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:289).

< Terug naar Dadelijke uitvoerbaarheid
< Terug naar PIJ-maatregel
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden