Voorwaardelijk verzoek tot horen getuigen

Regelmatig zien we in de jurisprudentie dat advocaten een voorwaardelijk verzoek doen aan de rechtbank om bepaalde getuigen te horen. Dit kan echter onder omstandigheden gevaarlijk zijn omdat de rechter dergelijke verzoeken eenvoudig kan afwijzen.

In ECLI:NL:HR:2014:1559 als ECLI:NL:HR:2014:1568 zien we twee voorbeelden van het gemak waarmee de feiten rechter een voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuigen kan afwijzen, zonder nadere motivering. De verschillende getuigenverzoeken in deze zaken strekten ertoe alternatieve scenario’s aannemelijk te maken (zie hieronder voor iets uitgebreidere samenvattingen van de beide arresten*)

  1. Het verzoek in de eerste zaak strekte ertoe ondersteuning te verkrijgen voor de verklaringen van de verdachte en een andere getuige dat de bij verdachte aangetroffen gelden niet van misdrijf afkomstig waren. Het ging in die zaak in totaal om een contant geldbedrag van omgerekend 4,7 miljoen euro, in diverse valuta’s, onder meer bestaande uit 9000 briefjes van 500 euro en terwijl het grootste gedeelte (4.602.200 euro, 100.000 Deense Kronen en 8.500 Dollar) zich bevond in een sporttas die verdachte met zich droeg op de openbare weg.
  2. In de tweede zaak strekte het verzoek ertoe middels het horen van een viertal getuigen (woonachtig in respectievelijk Zwitserland, Liechtenstein, Japan en Duitsland) de legale herkomst van een kleine 400.000 euro aan te tonen die verdachte namens een medeverdachte zou hebben witgewassen. De medeverdachte beschikte echter niet over legale inkomsten maar wel over inkomsten uit hasj- en hennephandel, was enkele malen veroordeeld terzake dergelijke feiten en had in dat verband nog een schuld van meerdere miljoenen euro’s aan de Nederlandse staat. Ten slotte waren de grote bedragen op verdachte wijze van de medeverdachte ontvangen en vervolgens weer aan hem doorgesluisd, te weten op een wijze waarop aan het zicht werd onttrokken van wie het geld afkomstig was en zonder rechtsgrond, terwijl een deel daarvan door verdachte aan de medeverdachte in contante bedragen van aanzienlijke omvang werden uitgekeerd in een auto op een parkeerplaats bij een restaurant of een autodealer.

In beide zaken wees het hof de verzoeken af en de Hoge Raad achtte dat oordeel telkens niet onbegrijpelijk. De verzoeken werden telkens voorwaardelijk gedaan indien het hof tot een bewezenverklaring zou komen. Daarom kon het hof in het eindarrest eerst uitgebreid overwegen waarom het geen geloof hechtte aan het geschetste alternatieve scenario en op grond van die onaannemelijkheid bij eindarrest de verzoeken afwijzen. Dergelijk strafvorderlijk gemak bestaat echter niet wanneer over de noodzakelijkheid moet worden geoordeeld alvorens een beslissing moet worden gegeven over de bewijsvraag én dus ook over de aannemelijkheid van het alternatief scenario of wanneer op grond van het verdedigingsbelang werd gevraagd om een getuige te horen.

 

Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden