Rechtvaardigingsgrond
Een rechtvaardigingsgrond ontneemt de wederrechtelijkheid aan een gedraging. Achteraf bezien is de gedraging van de verdachte niet in strijd met het recht, omdat er sprake is van bijzondere omstandigheden. Wederrechtelijk betekent hier ‘zonder wettelijke bevoegdheid’ of zonder toestemming van de rechthebbende.
Rechtvaardigingsgronden
Binnen het strafrecht kennen we de volgende wettelijke en buitenwettelijke strafuitsluitingsgronden.
WETTELIJKE RECHTVAARDIGINGSGRONDEN
- Overmacht in noodtoestand (art. 40 Sr.)
- Noodweer (art. 41 lid 1 Sr.)
- Uitvoering van een wettelijk voorschrift (art. 42 Sr.)
- Uitvoering van een bevoegd gegeven ambtelijk bevel (art. 43 lid 1)
BUITENWETTELIJKE RECHTVAARDIGINGSGROND
- Ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid (HR Veearts)
Rechtsgevolg beroep rechtvaardigingsgrond
Een geslaagd beroep op een rechtvaardigingsgrond tast de wederrechtelijkheid aan. Dit heeft tot gevolg dat de gedraging achteraf bezien niet strafbaar is. Dit dient in de meeste gevallen te leiden tot ontslag van rechtsvervolging (OVAR).
Wanneer het echter gaat om een strafbaar feit waarbij wederrechtelijk een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving, zal een geslaagd beroep op een rechtvaardigingsgrond ertoe leiden dat het dit bestanddeel niet bewezen kan worden, zodat vrijspraak moet volgen.
Dit is bijv. het geval bij:
- Vernieling (art. 350 Sr.)
- Diefstal (310 Sr.)
Bij sommige delicten is het zo dat wederrechtelijk niet expliciet als bestanddeel in de delictsomschrijving is opgenomen, maar zit de wederrechtelijkheid hierin toch ‘ingebakken’. Ook dan dient vrijspraak te volgen.
Dit is bijv. het geval bij:
- Eenvoudige mishandeling (art. 300 Sr.)
Een geslaagd beroep op noodweer neemt de wederrechtelijkheid weg. De gedraging is dan niet meer wederrechtelijk. Dit dient te leiden tot ontslag van rechtsvervolging.
Alleen bij mishandeling (art. 300 – 301 Sr.) dient een geslaagd beroep op noodweer tot vrijspraak te leiden. Onder “mishandeling” in de zin van de art. 300-301 Sr moet namelijk worden verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. Wanneer die rechtvaardigingsgrond vanwege noodweer wel wordt aangenomen, kan de impliciet wederrechtelijke mishandeling niet worden bewezen (vlg o.a. HR 5 juli 2012, LJN: BQ6690). Dit geldt evenwel niet voor feiten als zware mishandeling (art. 302 Sr.) of poging tot doodslag (art. 45 jo 287 sr.)