Beginselen van een goede procesorde
Het strafproces wordt niet alleen beheerst door wettelijke voorschriften, maar ook door ongeschreven beginselen van een goede procesorde. De beginselen van een goede procesorde zijn ervoor bedoeld dat het strafproces voor de verdachte op een eerlijke en rechtvaardige manier verloopt waarbij de verdachte in staat wordt gesteld om op een goede manier zijn verdediging te voeren.
Schending beginselen van goede procesorde
Schending van de beginselen van goede procesorde kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM. Van belang is wel steeds dat de verdachte door de schending in zijn belangen is geschaad.
Anders dan bij een vormverzuim ex artikel 359a Sv. is vereist, geldt voor een niet-ontvankelijkheid van het OM niet de eis dat dat de politie of het Openbaar Ministerie doelbewust de belangen van de verdachte heeft veronachtzaamd. Enkel de schending van de beginselen van goede procesorde kan voldoende zijn, mits de schending ernstig genoeg is.
Beginselen van goede procesorde
In het strafrecht kennen we de volgende beginselen van goede procesorde;
Vertrouwensbeginsel
Het vertrouwensbeginsel ziet erop dat een verdachte gerechtvaardigd mag vertrouwen op mededelingen van politie en justitie.
Equality of arms
Het beginsel van equality op arms gaat ervan uit dat zowel de verdediging als het OM met hetzelfde dossier en met dezelfde middelen strijden.
Verbod op dubbele vervolging (Ne bis in idem)
Het verbod van artikel 68 Sr. houdt in dat een verdachte niet tweemaal voor hetzelfde feit mag worden vervolgd. Dit wordt ook wel het ne bis in idem-beginsel genoemd.
Recht op een eerlijk proces
Het recht op een eerlijk proces is geregeld in artikel 6 lid 1 EVRM.
Beginsel van zuiverheid van oogmerk
Het beginsel van zuiverheid van oogmerk, ook wel bekend als het verbod op misbruik van bevoegdheid (Franse vertaling: ‘Detournement de pouvoir’) houdt in dat een publieke bevoegdheid niet mag worden aangewend voor een ander doel dan waarvoor zij gegeven is. De misbruik van bevoegdheden speelt vaak bij de inzet van algemene controlebevoegdheden in het verkeersrecht (art. 160 WVW) ten behoeve van de opsporing.
Het gelijkheidsbeginsel
Het gelijkheidsbeginsel in het strafrecht gaat uit van de gelijke behandeling van gelijke gevallen.
Het beginsel van de redelijke en billijke belangenafweging
In beginsel van de redelijke en billijke belangenafweging liggen de in het strafrecht geldende eisen van proportionaliteit en subsidiariteit besloten. Relevante belangen dienen behoorlijk tegen elkaar te worden afgewogen. Beslissingen die- in verhouding tot het algemeen belang- onevenredig groot nadeel aan de belangen van de burger toebrengen, dienen achterwege te blijven.
Onschuldpresumptie
De ‘onschuldpresumptie’ houdt in dat een verdachte onschuldig wordt geacht totdat het tegendeel door een rechter wordt bewezen. De onschuldpresumptie is in artikel 6 lid 1 EVRM verankerd en moet worden uitgelegd als een richtlijn voor de houding van de strafvorderlijke autoriteiten en de rechterlijke macht. Zij mogen er geen blijk van geven de verdachte bij voorbaat als schuldig aan te merken.
Legaliteitsbeginsel
Het legaliteitsbeginsel (in het strafrecht ook wel het nulla poena-beginsel genoemd) houdt in dat overheidshandelen gebaseerd moet zijn op een vooraf aanwezige wettelijke bepaling. Ook betekent dat wetten niet met terugwerkende kracht mogen worden toegepast.