Onevenredige belasting strafgeding
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij mag geen onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dat is een belangrijke ontvankelijkheidsdrempel voor het in behandeling kunnen nemen van de vordering benadeelde partij (art. 361 lid 3 Sv.).
Beoordelingskader onevenredige belasting strafgeding
In het geval dat behandeling van een vordering van een benadeelde partij naar het oordeel van de rechter een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, kan de rechter ingevolge art. 361 lid 3 Sv bepalen dat een vordering geheel of gedeeltelijk niet‑ontvankelijk is en dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Volgens het recente overzichtsarrest van de Hoge Raad over de benadeelde partij moet de bepaling van art. 361 lid 3 Sv, mede in het licht van art. 6 lid 1 EVRM aldus worden uitgelegd ‘dat zij de strafrechter tot niet‑ontvankelijkverklaring verplicht indien hij niet verzekerd acht dat beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest om naar voren te brengen hetgeen zij ter staving van de vordering, onderscheidenlijk tot verweer tegen de vordering kunnen aanvoeren en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren’ (HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, r.o. 2.1)
Met de bevoegdheid om een vordering (deels) niet‑ontvankelijk te verklaren moet overigens wel terughoudend worden omgegaan. De Hoge Raad benadrukte dat met het overzichtsarrest onder meer is beoogd te voorkomen dat de strafrechter vaker dan nodig gebruikmaakt van zijn bevoegdheid een benadeelde partij in haar vordering niet‑ontvankelijk te verklaren omdat hij vindt dat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Als een benadeelde partij niet‑ontvankelijk wordt verklaard, kan hij zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijk rechter. Daarmee verliest de benadeelde partij de voordelen die slachtoffers hebben bij de strafrechtelijke procedure, waaronder de regeling waarbij de staat toegewezen schadevergoedingen voorschiet.
In het geval een verdachte de vordering van de benadeelde partij betwist, zal de rechter aan de hand van de onderbouwing van de stellingen over en weer moeten beoordelen of de feiten en omstandigheden die tot toewijzing van de vordering kunnen leiden in voldoende mate zijn komen vast te staan (HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, r.o. 2.8.2.)
Niet-ontvankelijkverklaring is aan de orde wanneer de precieze grondslag van de berekening volgens hem onvolledig is. De omvang van schade kan weliswaar, ingevolge art. 6:97 BW, worden geschat indien de omvang niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. Die mogelijkheid kan uitkomst bieden voor gevallen waarbij de omvang van de schade zonder nader onderzoek dat een onevenredige vertraging van het strafgeding zou opleveren, niet nauwkeurig kan worden vastgesteld (HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, r.o. 2.8.7).
Voorbeelden onevenredige belasting
Enkele voorbeelden van zaken die een onevenredige belasting voor het strafgeding opleverden:
Complexiteit vordering
Rechtbank Oost-Brabant, 10 maart 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:1109
De benadeelde partij heeft naast de pro memorie gevorderde wettelijke rente en forfaitaire proceskosten een bedrag van € 116.167,31 aan materiële schade gevorderd. Dit bedrag bestaat uit € 111.985,43 aan overlijdensschade en € 4.181,88 aan kosten die gemaakt zijn om de overlijdensschade te berekenen. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de complexiteit van de vordering nader onderzoek naar de omvang van de gevorderde overlijdensschade een uitgebreide nadere behandeling zou vereisen, terwijl het strafgeding zich thans niet meer leent voor uitstel of aanhouding om een en ander nader uit te diepen (of een contraexpertise - zoals geopperd door de verdediging - te laten plaatsvinden). Een belangrijk doel van de strafrechtpleging is immers dat zaken efficiënt en tijdig worden afgedaan. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering.
Goede beoordeling op eigen schuld nodig
Gerechtshof Den Haag, 29 december 2016, ECLI:NL:GHDHA:2015:3832
Naar het oordeel van het hof levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij ter zake van het bewezen verklaarde een onevenredige belasting van het strafgeding op, nu blijkens het dossier en de behandeling ter terechtzitting aan het strafbare feit een onenigheid over een verkeerssituatie is voorafgegaan, waarmee samenhangt een gedrag van de benadeelde partij dat mogelijk aan het ontstaan van de schade heeft bijgedragen en in zoverre een beoordeling van het beroep op eigen schuld van de benadeelde partij noodzakelijk maakt.
Vordering onduidelijk; schorsing zitting noodzakelijk
Rechtbank Noord-Nederland, 27 januari 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:452